werkwoorden in de tegenwoordige tijd

werkwoorden
in de tegenwoordige tijd......

NU!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

werkwoorden
in de tegenwoordige tijd......

NU!

Slide 1 - Tekstslide

wat leer je
wat is een werkwoord
wat is de tegenwoordige tijd
wat is het HELE WERKWOORD
hoe maak je de vorm die hoort bij; ik, jij, hij/zij, 
wij jullie zij

Slide 2 - Tekstslide

De hond speelt met de bal.
werkwoord is:

Slide 3 - Open vraag

Wij lopen naar het station.
Werkwoord is:

Slide 4 - Open vraag

Een werkwoord  is dus iets dat je doet.

Slide 5 - Tekstslide

ook als je het niet ziet en je niet beweegt:
denken, zien, weten

Slide 6 - Tekstslide

kijken: ik......

Slide 7 - Open vraag

brengen; ik .......

Slide 8 - Open vraag

ik kijk
jij kijkT
hij/zij/u kijkT
wij, jullie zij kijkEN

kijk ik?
kijk jij? (!!!!)
kijkt hij/zij/u?
kijken wij/jullie/zij?

Slide 9 - Tekstslide

fietsen: ik.......

Slide 10 - Open vraag

fietsen; wij......

Slide 11 - Open vraag

kleuren; jullie........

Slide 12 - Open vraag

brengen ; jij...........

Slide 13 - Open vraag

brengen; ............jij?

Slide 14 - Open vraag

de 4 spellingsproblemen
- s/z; nooit een z aan het einde van een woord ! En OOK NIET naast een andere medeklinker
f/v; nooit een v aan het einde van een woord!
de OPEN lettergreep: maan / mA- nen = open, dus 1 klinker weg bij een lange klank .
De dubbele medeklinker ; bak /baKKen. Anders staat er een lange klank

Slide 15 - Tekstslide

reizen; hij.......

Slide 16 - Open vraag

verven; hij............

Slide 17 - Open vraag

verven; ...........jij?

Slide 18 - Open vraag

bakken; ik .............

Slide 19 - Open vraag

lopen; hij........

Slide 20 - Open vraag