Opdrachten A t/m E over: Van den vos Reynaerde
A- Hofdag in het dierenrijk p. 9 t/m 25
1-‘Lezen was in de Middeleeuwen vooral luisteren’. Leg uit wat het verband is tussen deze uitspraak en de aanwezigheid van een proloog in veel Middel-nederlandse teksten.
2-Verschillende dieren dienen een aanklacht tegen Reynaarde den vos. Maak een lijstje. Op grond van wiens klacht wordt uiteindelijk tot vervolging van de vos besloten?
3- Welke twee redenen had Cantecleer om zijn angst voor Reynaerde den vos te laten varen?
B- Lotgevallen van een beer p. 26 t/m 42
4- Tijdens zijn daging spreekt Bruun Reynaerde den vos aanvankelijk met ‘u’ aan, later met ‘jij’. Verklaar hoe dat komt.
5- Op het erf van Lamfroit gebruikt Bruun een spreekwoord.
5a-Welk spreekwoord is dat en wat betekent het?
5b-In hoeverre is dit spreekwoord in tegenspraak met Bruuns gedrag?
6-Op weg naar huis verkeert Reynaerde den voseven in de veronderstelling dat Lamfroit en de zijnen Bruun gedood hebben. Welke redenen heeft hij om zich hierover te verheugen?
C -De kater en de das p. 42 t/m 75
7- In een aantal opzichten verloopt de derde daging heel anders dan de eerste twee. Maak een vergelijking tussen de drie dagingen.
8- De relatie tussen de pastoor en Julocke voorkomt tot twee keer toe op het nippertje dat een koningsbode wordt afgemaakt. Leg uit.
9- Met zijn aanvullende vragen tijdens de lekenbiecht bevredigt Grimbeert niet alleen zijn eigen nieuwsgierigheid. Van wie nog meer?