In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H5 Monniken en ridders
5.1 Leenheren en leenmannen
5.3 Machtige heren, halfvrije boeren
Slide 1 - Tekstslide
Programma
terugblik
uitleg 5.3
oefenen
afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Betrouwbaarheid bronnen
Wie is de maker van de bron?
Is de maker een ooggetuige of komt de informatie van een ander?
Is de maker bevooroordeeld? feiten/meningen?
Wil de maker een bepaald doel bereiken?
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Lees de bron. Stel, je onderzoekt de Saksische oorlog. Is de geschiedschrijving van Einhard een betrouwbare bron?
A
Ja, hij was ooggetuige
B
Ja, het zijn de feiten
C
Nee, hij werkte voor Karel en kan daarom te positief schrijven over hem
D
Ja, hij werkte voor Karel dus weet hij hoe het zat want hij was erbij
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoel
aan het eind van deze les:
weet je hoe het hofstelsel werkt
kun je verklaren waarom halfvrije boeren op een domein gingen wonen
ken je drie sociale groepen
Slide 9 - Tekstslide
Leenstelsel
Slide 10 - Tekstslide
Het Domein
Slide 11 - Tekstslide
Halfvrij
Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
Boeren zochten bescherming bij hun landheer
Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer
Slide 12 - Tekstslide
Leven op een domein
Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen: een deel van de oogst
De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen
Het belangrijkste gebouw was het hof: daar woonde de heer en de rentmeester
De heer had heerlijke rechten: speciale voorrechten of privileges
Slide 13 - Tekstslide
Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Slide 14 - Tekstslide
Drie sociale groepen
In de middeleeuwen ontstond een standensamenleving.
Er waren drie standen:
De geestelijkheid (in dienst van de kerk) had privileges/heerlijke rechten
De adel (in dienst van het bestuur) had privileges/heerlijke rechten
De boeren (vrije boeren en horigen) kregen bescherming
Slide 15 - Tekstslide
Samenwerken en handel
De adel en geestelijkheid werkten veel samen
Waarom?
Graven droegen vaak bij aan kloosters en geestelijken gaven bijvoorbeeld advies
In deze periode is er weinig handel en er zijn ook weinig steden. Dorestad is een van de voorbeelden van een stad waar wel handel was
Slide 16 - Tekstslide
De standen werkten samen
Slide 17 - Tekstslide
Waarom zouden missionarissen altijd eerst proberen een leider of koning te bekeren?
Slide 18 - Open vraag
Wat was GEEN manier om iemand te bekeren tot het christendom?
A
Heidense feesten met christelijke feesten verbinden
B
Verhalen vertellen en wonderen verrichten
C
Heidense symbolen en plekken vernielen
D
Omkopen met goud en zilver
Slide 19 - Quizvraag
Bekeren
Heiden
Missionaris
Zonden
iemand een andere godsdienst aan laten nemen
iemand waarvan gezegd wordt dat zij niet het goed geloof hebben
iemand met de opdracht (missie) om mensen te bekeren tot het christendom