Hoofdstuk 4 paragraaf 3

Hoofdstuk 4 paragraaf 3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 paragraaf 3

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen voor de toets (staan ook in magister maandag 08:00)
Je kan een reactievergelijking goed zetten
Je kan a.d.h.v de r. vergelijking molverhoudingen aangeven
Je kan a.d.h.v de r. vergelijking massa's uitrekenen van andere stof
Je kan de formule n=m/M gebruiken
Je weet de molaire massa van een molecuul uit te rekeken
Je kent alle tabellen van hst 2 paragraaf 1 en 2 (dus mono, di, tri en weet dat H2O water is en  H2O2 waterstofperoxide is.
Je kan dichtheid uitrekenen met p = m/v
Je kan grootheden omzetten (dm3 naar liter, kg naar gram enzovoort)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de systematische naam voor H2O2
Wat is de systematische naam voor H2O2
A
Water
B
Waterstof
C
waterstofperoxide
D
di-waterstof-di-oxide

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de systematische naam voor CO2
Wat is de systematische naam voor CO2
A
di-koolstof-oxide
B
koolstof-mono-oxide
C
koolstof-di-oxide
D
zuurstof

Slide 4 - Quizvraag


Wat is de triviale naam voor 
CH4
A
ammoniak
B
methaan
C
zwavel-dioxide
D
tetra-waterstof-koolstofide

Slide 5 - Quizvraag

Welke stoffen horen niet in het rijtje thuis
Br2 - Cl2 - B - O2 - I2- F2 - Na - H2 - N2 - CH4
Welke drie stoffen horen niet in het rijtje thuis

Br2 - Cl2 - B - O2 - I2- F2 - Na - H2 - N2 - CH4

Slide 6 - Open vraag

Bereken hoeveel mol overeenkomt met 36,03 gram water.

A
2 mol
B
0.50 mol
C
3.6 mol
D
0.28 mol

Slide 7 - Quizvraag

Bereken hoeveel kilogram overeenkomt met 550 mol methaangas (CH4).
A
34,29 kg
B
0.0292 kg
C
8823,1 kg
D
8,82 kg

Slide 8 - Quizvraag

Geef het antwoord in het juiste aantal significante cijfers:
4,001 x 3,34 : 16,1 : 0,1 =
A
8
B
8,3
C
8,30
D
8,300

Slide 9 - Quizvraag

Waarom is er wel een wet van behoud van massa, maar niet een wet van behoud van mol

Slide 10 - Open vraag

Geef de molverhouding van onderstaande reactievergelijking
N2 + 3 H2 --> 2 NH3
Geef de molverhouding van onderstaande reactievergelijking

N2 + 3 H2 --> 2 NH3
A
2 : 6 : 6
B
2 : 2 : 3
C
1 : 3 : 2
D
2 : 3 : 1

Slide 11 - Quizvraag


Reactievergelijking:         2 H2   +   O2   -->    2 H2O

Je start de reactie met 8 mol H2. Reken uit de chemische hoeveelheid mol O2 en H20.
A
16 mol H2 & 8 mol H2O
B
4 mol O2 & 8 mol H2O
C
8 mol O2 & 16 mol H2O
D
8 mol O2 & 4 mol H2O

Slide 12 - Quizvraag

Voorbeeld - schrijf over
2 H2       +       O2      -->       2 H2O         (recept)
                                    

     

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
2 H2       +       O2      -->       2 H2O         (recept)
      ----------- 
      (2x kleiner)                              

     

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
2 H2       +       O2      -->       2 H2O         (recept)
          ----------- 
        (2x kleiner)                              
8              :          4
     

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
2 H2       +       O2      -->       2 H2O         (recept)
      -------------
  (2x kleiner)                              
8              :          4      :            8 mol
     

Slide 16 - Tekstslide


Hoeveel mol H2 komt overeen met 50,4 gram
A
25 mol
B
0,04 mol
C
101,6 mol
D
12,5 mol

Slide 17 - Quizvraag


Als je dus  25 mol H2 hebt, hoeveel mol O2 staat daar tegenover
2 H2 + O2 --> 2 H2O
A
25 mol
B
6,25 mol
C
50 mol
D
12,5 mol

Slide 18 - Quizvraag


Reken uit hoeveel gram 12,5 mol O2 is
A
400 gram
B
200 gram
C
2.56 gram
D
0.391 gram

Slide 19 - Quizvraag

Wat is hier de overmaat
stof A + stof B --> stof C
700 gram + 400 gram --> 1000 gram

Slide 20 - Open vraag

mono-stikstof-penta-oxide
A
N5O
B
NO5
C
5NO
D
ON5

Slide 21 - Quizvraag

1) Wat vonden jullie leuk in de les?
2) Wat vonden jullie niet leuk in de les?
3) Nog een tip voor de docent voor volgend jaar?

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide