1.3 wat wordt de prijs?

Wat wordt de prijs?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat wordt de prijs?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1.3 Wat wordt de prijs?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

§ 1.3 Wat wordt de prijs?

Bedrijven kopen producten in voordat ze goederen kunnen verkopen.
De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen noem je de inkoopprijs.


Slide 5 - Tekstslide

 Wat wordt de prijs?

Omdat de winkelier geld wil verdienen aan zijn ingekochte producten, verkoopt hij zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs.


Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de fiets voor meer geld verkoopt, is de Brutowinstopslag.
= brutowinstmarge of brutowinst

Slide 6 - Tekstslide

 Wat wordt de prijs?
De verkoopprijs is het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt.


inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Bruto Toegevoegde Waarde
belasting op een product (21% of 9%)

Slide 9 - Tekstslide

BTW (en consumentenprijs)
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag 
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw.
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.

Slide 10 - Tekstslide

BTW berekenen

Prijs exclusief (zonder) btw + btw = prijs inclusief (met) btw

100%          +         21%        =      121%    
of
100%          +          9%       =     109%         

Slide 11 - Tekstslide

§ 1.3 Wat wordt de prijs?

Bedrijven kopen producten in voordat ze goederen kunnen verkopen.
De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen noem je de inkoopprijs.


Slide 12 - Tekstslide

 Wat wordt de prijs?

Omdat de winkelier geld wil verdienen aan zijn ingekochte producten, verkoopt hij zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs.


Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de fiets voor meer geld verkoopt, is de Brutowinstopslag.
= brutowinstmarge of brutowinst

Slide 13 - Tekstslide

 Wat wordt de prijs?
De verkoopprijs is het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt.


inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

Slide 14 - Tekstslide

Bruto Toegevoegde Waarde
belasting op een product (21% of 9%)

Slide 15 - Tekstslide

BTW (en consumentenprijs)
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag 
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw.
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.

Slide 16 - Tekstslide

BTW berekenen

Prijs exclusief (zonder) btw + btw = prijs inclusief (met) btw

100%          +         21%        =      121%    
of
100%          +          9%       =     109%         

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 18 - Quizvraag

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 19 - Quizvraag

Ik heb 300 broodjes verkocht van 2,95. Wat is mijn omzet?

Slide 20 - Open vraag

Jan koopt een gazelle fiets in voor €300. Zijn brutowinstopslag is €150. Wat wordt zijn verkoopprijs?

Slide 21 - Open vraag

Hans besteld bij een groothandel een stoel die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van de stoel is €120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

Slide 22 - Open vraag

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn afzet?

Slide 23 - Open vraag

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn omzet?

Slide 24 - Open vraag

De verkoopprijs bestaat uit:

A
Inkoopprijs + BTW
B
Brutowinst + BTW opslag
C
Brutowinst + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinst

Slide 25 - Quizvraag