Pearson grammar and writing practice

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson
- Starter
   Describing a picture
- Main course
   Pearson section 1 and 3 practice
(Past simple, word order and capital letters)
 - Dessert
   Dictoglass

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Korte uitleg Pearson examen en de skills die getoetst worden.
Aangeven dat we vandaag gaan inzoomen op section 1 en dan met name op het grammar gedeelte.
Speaking
Describing a picture.

You will see a picture.

You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking
Describing a picture.



You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
timer
0:25

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking
Describing a picture.



You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
timer
0:25

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking
Describing a picture.



You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
timer
0:25

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The Past Simple
Bij regelmatige ww                     Bij onregelmatige ww
altijd het hele WW + ed

Je gebruikt de Past Simple als je zeker 
weet dat iets in het verleden gebeurd is
en nu afgelopen is.

2e rij (Past Simple)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onregelmatige werkwoorden
DUTCH
Infinitive
Past simple
Past participle
zijn, worden
to be
was, were
been
beginnen
to begin
began
begun
kopen
to buy
bought
bought
breken
to break
broke
broken
komen
to come
came
come
doen
to do
did
done
rijden
to drive
drove
driven
eten
to eat
ate
eaten
vinden
to find
found
found
vliegen
to fly
flew
flown
vergeten
to forget
forgot
forgotten
krijgen
to get
got
gotten
geven
to give
gave
given
DUTCH
Infinitive
Past simple
Past participle
gaan
to go
went
gone
hebben
to have
had
had
weten
to know
knew
known
vertrekken
to leave
left
left
maken
to make
made
made
ontmoeten
to meet
met
met
betalen
to pay
paid
paid
lezen
to read
read
read
zeggen
to say
said
said
spreken
to speak
spoke
spoken
uitgeven
to spend
spent
spent
nemen
to take
took
taken
schrijven
to write
wrote
written

Slide 9 - Tekstslide

Worksheet laten invullen dan antwoorden check.
Samen regels bedenken. Wanneer gebruik je dan de simple past?
Worksheet
Fill out worksheet.
Check together.
Answers in next slide.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 2
You know when to use capital letters. M.I.N.T.S




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Worksheet
Fill out worksheet.
Check together.
Answers in next slide.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Worksheet
  1. I like to eat popcorn on Sunday.
  2. My friend Lisa likes reading.
  3. My birthday is in September.
  4. My favourite football team is Juventus.
  5. I like to watch Spongebob.
  6. On Tuesday and Thursday I go to swim.
  7. My brother Thomas is at school.
  8. I think February is the shortest month.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Worksheet
  1. Pretty Bay is in Birzebbuga.
  2. I have two cats called Rusty and Lady.
  3. The book is called Monsters. 
  4. I went to England in July.
  5. Vallette is the capital city of Malta.
  6. My mum is called Rita and dad's name is Peter.
  7. My favourite Maltese author is Trevor Zahra.
  8. Zejtun and Marsaxlokk are near Birzebbuga.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Worksheet
9. Please give me a glass of water.
10. Next year I wish to got to Germany.
11. My mum's car is a Skoda.
12. Laura and I went to the beach yesterday.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 3
You know what the strict word order pattern is in English. 




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order: differences

Mijn vrienden willen vanavond naar een Italiaans
restaurant gaan.


My friends want to go to an Italian restaurant tonight.






Slide 21 - Tekstslide

In het Nederlands ziet een standaard zin er zo uit:
Onderwerp (wie) - Werkwoord (doet) Tijd (wanneer) Plaats (Waar)- 2e werkwoord (wat)
In het Engels ziet een standaard zin er zo uit:
Time (tijd) - Subject (wie) - Verbs (doet) - Object (wat) - Place

Verschil bespreken door middel van het voorbeeld.
(waar) - Time (wanneer)
Who?
Does?
What?
Where?
When?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 4
You know how to listen to a story, make notes and to check someone else's work on:

Word order
Capital letters
Past simple




Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dictogloss
Listen to a story
make notes

listen again
change and add

listen again
check

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dictogloss
Final check
word order, capital letters and past simple
Read each other's text.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The text itself

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies