Grammatica les 6: Meewerkend voorwerp

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
10 minuten
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...weet je wat de bijwoordelijke bepaling is.
...weet je wat het meewerkend voorwerp is.

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt nu...
  • de gezegdes (wwg) in een zin vinden
  • het onderwerp in een zin vinden
  • het zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en lidwoorden in een zin vinden
  • het lijdend voorwerp in de zin vinden.





Slide 4 - Tekstslide

Herhaling:

1. Het onderwerp speelt de ... in een zin.
A
hoofdrol
B
bijrol

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling:

3. Het lijdend voorwerp ...
A
ondergaat iets (doet zelf niets)
B
is de ontvanger (aan wie/voor wie)

Slide 6 - Quizvraag

Herhaling:

5. Deze zin heeft een...
Hij blijkt een hele goede baas.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quizvraag

Herhaling:
6. Welk zinsdeel is het lijdend voorwerp?

De hond van de buren heeft onze buurman heel hard gebeten.
A
de hond van de buren
B
heel hard
C
er is geen lijdend voorwerp
D
onze buurman

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling:

8. Welk zinsdeel is het onderwerp?

De regering geeft het onderwijs extra geld.
A
het onderwijs
B
de regering
C
extra geld
D
geeft

Slide 9 - Quizvraag

nwg of wwg?

12. Hij wordt later vast en zeker een lastige werknemer.
A
wwg
B
nwg

Slide 10 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp (MW)
  • Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen. Het meewerkend voorwerp is vaak de 'ontvangende partij'. Vaak kun je het MW herkennen aan het woordje aan. Staat aan niet in de zin kun je het er vaak bij bedenken. te herkennen aan (aan).

  • Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
  • Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
  • Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
  • Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
  • Toen de kinderen niet luisterden, nam hun vader hun de playstation af.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video



Het meewerkend voorwerp ...
A
ondergaat iets
B
is de ontvanger (aan wie/voor wie)

Slide 13 - Quizvraag


Welk zinsdeel is het meewerkend voorwerp?

De boerin geeft de kippen iedere dag te eten.
A
de boerin
B
iedere dag
C
de kippen
D
er is geen meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Open les 6 (grammatica). Lees de stof nog eens goed door, maak pas daarna de opdrachten.
  • Benoem: Gezegde (gez.) ((wwg/nwg)), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mwv).

  • Vul de vragen als volgt in, dus verdeel de zin met streepjes en schrijf daaronder wat welk deel is:

  • De scheidsrechters gaf de verdediger gisteren een rode kaart.


  • stap 1: wwg: gaf
  • Stap 2: ond: de scheidsrechter
  • Stap 3: lv: een rode kaart
  • Stap 4: mww: de verdediger
  • Stap 5: bwb: gisteren
  • Bijwoordelijke bepaling zijn alle woorden die overblijven. Krijg je niet op de toets, maar mag je natuurlijk wel proberen.

Slide 15 - Tekstslide


Benoem: gez, ond, lv, mwv,

1. Ik wacht in de winkel.

Slide 16 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv,

2. Het broedkastje hangt in de boom.

Slide 17 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv,
3. De scheidsrechter gaf de verdediger gisteren een rode kaart.

Slide 18 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv,

4. Hier mag men roken.

Slide 19 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

5. We hebben gisteren uren in het stadion getraind.

Slide 20 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv
6. Vanochtend maakte ik in de keuken het ontbijt voor mijn moeder klaar.

Slide 21 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv,

7. Enthousiast vertelde hij mij gisteren een verhaal.

Slide 22 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

8. Een goede juwelier werkt altijd heel precies.

Slide 23 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

9. Dat kasteel is ontzettend oud.

Slide 24 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

10. Haar neefje kan heel goed liegen.

Slide 25 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv
11. De leerlingen leren grammatica tijdens de Nederlands les op het ATC.

Slide 26 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv
12. Tijdens de wedstrijd in Eindhoven pakt de voetballer de bal op.

Slide 27 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

13. Peter is al heel lang ziek.

Slide 28 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv
14. Wie wordt dit keer de grote spits van het Nederlands elftal?

Slide 29 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

15. Oranje is dit jaar de nummer drie van de poule.

Slide 30 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

16. Daley Blind werd halverwege de wedstrijd gewisseld.

Slide 31 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

17. Van Persie scoort dit jaar regelmatig met het hoofd.

Slide 32 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

18. Hiddink blijft voorlopig bondscoach.

Slide 33 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

19. Mijn zusje hangt haar jas altijd op aan een stoel.

Slide 34 - Open vraag


Benoem: gez, ond, lv, mwv

20. Jim komt iedere keer in de problemen.

Slide 35 - Open vraag

1. Wat vind je moeilijk?
2. Waarover heb je nog vragen?
3. Wat ga je doen om antwoord op je vragen te krijgen?

Slide 36 - Open vraag

Einde van de les!

Slide 37 - Tekstslide