In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
10 minuten
timer
8:00
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...weet je wat de bijwoordelijke bepaling is.
...weet je wat het meewerkend voorwerp is.
Slide 3 - Tekstslide
Je kunt nu...
de gezegdes (wwg) in een zin vinden
het onderwerp in een zin vinden
hetzelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en lidwoorden in een zin vinden
het lijdend voorwerp in de zin vinden.
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling:
1. Het onderwerp speelt de ... in een zin.
A
hoofdrol
B
bijrol
Slide 5 - Quizvraag
Herhaling:
3. Het lijdend voorwerp ...
A
ondergaat iets (doet zelf niets)
B
is de ontvanger (aan wie/voor wie)
Slide 6 - Quizvraag
Herhaling:
5. Deze zin heeft een... Hij blijkt een hele goede baas.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 7 - Quizvraag
Herhaling: 6. Welk zinsdeel is het lijdend voorwerp?
De hond van de buren heeft onze buurman heel hard gebeten.
A
de hond van de buren
B
heel hard
C
er is geen lijdend voorwerp
D
onze buurman
Slide 8 - Quizvraag
Herhaling:
8. Welk zinsdeel is het onderwerp?
De regering geeft het onderwijs extra geld.
A
het onderwijs
B
de regering
C
extra geld
D
geeft
Slide 9 - Quizvraag
nwg of wwg?
12. Hij wordt later vast en zeker een lastige werknemer.
A
wwg
B
nwg
Slide 10 - Quizvraag
Meewerkend voorwerp (MW)
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen. Het meewerkend voorwerp is vaak de 'ontvangende partij'. Vaak kun je het MW herkennen aan het woordje aan. Staat aan niet in de zin kun je het er vaak bij bedenken. te herkennen aan (aan).
Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
Toen de kinderen niet luisterden, nam hun vader hun de playstation af.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Het meewerkend voorwerp ...
A
ondergaat iets
B
is de ontvanger (aan wie/voor wie)
Slide 13 - Quizvraag
Welk zinsdeel is het meewerkend voorwerp?
De boerin geeft de kippen iedere dag te eten.
A
de boerin
B
iedere dag
C
de kippen
D
er is geen meewerkend voorwerp
Slide 14 - Quizvraag
Aan de slag!
Open les 6 (grammatica). Lees de stof nog eens goed door, maak pas daarna de opdrachten.