Samenvatting H3 Krachten

H3 Krachten 3KGT
  1. Krachten herkennen
  2. Krachten meten
  3. Nettokracht
  4. Krachten en werktuigen 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Krachten 3KGT
  1. Krachten herkennen
  2. Krachten meten
  3. Nettokracht
  4. Krachten en werktuigen 

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Krachten herkennen

Eigenschappen:
   * Zijn niet zichtbaar
   * De gevolgen zijn soms zichtbaar

Gevolgen van krachten:
   *  Snelheid
   *  Richting
   *  Vormverandering  
        => Tijdelijk (elastisch)
        => Blijvend (plastisch)
Soorten Krachten

Zwaartekracht
Veerkracht
Spankracht
Spierkracht
Magnetische kracht
Normaal kracht
Nettokracht

Slide 2 - Tekstslide

Krachten tekenen
* Aangrijpingspunt
* Lengte
* Richting


Zwaartekracht
* Zwaartepunt midden van voorwerp
* Wijst altijd naar beneden

Slide 3 - Tekstslide

3.2 Krachten meten
* Formule: Fz = m x g
* Krachtenmeter <=> krachtunster
* Slappe / Stugge veer
* Uitrekking veer => grootte kracht
* Krachtenschaal: bv 1 cm ≙ 50 N
* Zwaartekracht andere planeten
     aarde: 10 N/kg
     maan: 1,6 N/kg


Opgave:
Als Maaike naar de maan gaat neemt ze een bowlingbal mee. Op de aarde heeft deze bowlingbal een zwaartekracht van 80 N. Op de maan kost het haar veel minder moeite om de bal te tillen.
Bereken de zwaartekracht op de steen als hij op de maan is.

Gegevens:
Gevraagd:
Formule:
Uitwerking:
Antwoord:

Slide 4 - Tekstslide

Opgave krachtenschaal:

De takelwagen sleept de auto naar de garage. De pijl in de tekening is 3,5 cm en de krachtenschaal is 1 cm ≙ 20 N
Bereken de kracht op de kabel?

Gegevens:
Gevraagd:
Formule: 
Uitwerking:
Antwoord:

Slide 5 - Tekstslide

3.3 Nettokracht

* Nettokracht = Resultante kracht
* De nettokracht is de optelsom van alle           krachten!
* In gelijke richting => Optellen
* In tegengestelde richting => Aftrekken



Normaalkracht

* De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp en maakt hier evenwicht met de zwaartekracht
* Bij evenwicht: Fz = Fnorm => Fnetto = 0 N

Slide 6 - Tekstslide

Opgave
Op het touw werken 3 krachten:
Hoe groot is de nettokracht en in welke richting werkt hij?

Gegevens: 
Gevraagd: 
Formule: 
Uitwerking: 
Antwoord: 

Slide 7 - Tekstslide

3.4 Krachten en werktuigen
* Enkele en dubbele hefboom
* Hefboomregel
   werkarm x werkarm = last x lastarm ; F1 x l1 = F2 x l1
* Hoe langer de werkarm => hoe groter de kracht op de last
                                         => hoe kleiner de spierkracht


Slide 8 - Tekstslide

Opgave:

Je kunt een koevoet gebruiken om een kist te openen, zie de figuur.
Bereken de kracht die de koevoet uitoefent op het deksel van de kist.

Gegevens:
Gevraagd:
Formule:
Uitwerking:
Antwoord:

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling krachten
  1. Krachten herkennen
  2. Krachten meten
  3. Nettokracht
  4. Krachten en werktuigen 

Slide 10 - Tekstslide

zwaartekracht = massa x g
Hoe reken ik de massa uit?

Slide 11 - Open vraag

Welke 3 eigenschappen heeft een kracht?

Slide 12 - Open vraag

Als krachten evenwicht maken,
is de nettokracht ... N

Slide 13 - Open vraag

De kracht F2 zorgt voor
evenwicht bij de hefboom.
Hoeveel keer zo groot/klein is de F2 kracht?

Slide 14 - Open vraag

De zwaartekracht is 49000N, de pijl is 10 cm.
Wat is de krachtenschaal?

Slide 15 - Open vraag

De zwaartekracht die mij op aarde houdt is 698 N.
Wat is mijn massa?

Slide 16 - Open vraag

Sanne heeft een veer van 15 cm. Ze hangt er een gewichtje aan. De veer is dan 21 cm. Wat is de uitrekking?
A
21 cm
B
12 cm
C
15 cm
D
6 cm

Slide 17 - Quizvraag

Je bent een veer aan het uitrekken.
Als de kracht die je erop uitoefent 2x zo groot wordt, dan...
A
wordt de uitrekking 4x zo groot
B
wordt de uitrekking 2x zo groot
C
wordt de massa 4x zo groot
D
wordt de massa 2x zo groot

Slide 18 - Quizvraag

Jan trekt met 200 N aan een touw. Henk trekt in tegen gestelde richting met 350 N aan datzelfde touw.
Wat is de nettokracht en wie wint?
A
Nettokracht is 550 N en Henk wint.
B
Nettokracht is 550 N en Jan wint.
C
Nettokracht is 150 N en Henk wint.
D
Nettokracht is 150 N en Jan wint.

Slide 19 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de werkarm en de werkkracht bij een hamer?
A
De werkarm is groot en de werkkracht is groot
B
De werkarm is klein en de werkkracht is groot
C
De werkarm is groot en de werkkracht is klein
D
De werkarm is klein en de werkkracht is klein

Slide 20 - Quizvraag