CR-sessie 2- de oma van de oma van mijn oma naar de wc.

CR-sessie 2- de oma van de oma van mijn oma naar de wc.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenSpeciaal OnderwijsLeerroute 5Leerroute 6Leerroute 7

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

CR-sessie 2- de oma van de oma van mijn oma naar de wc.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel

Ik begrijp waar de tekst over gaat, doordat ik de belangrijkste informatie uit de tekst kan halen. 

Slide 4 - Tekstslide

Woordbegrip

Er volgen enkele woorden uit de tekst met hun betekenis. 

Slide 5 - Tekstslide

Dennenappel
Een dennenappel groeit aan een dennenboom. 

Slide 6 - Tekstslide

Smeerboel


Vieze boel

Slide 7 - Tekstslide

Doortrekken
De wc doortrekken.

Het wegspoelen van je plasje of poepje. Vroeger waren de waterreservoirs hoog boven het toilet. Dan moest je aan het koordje trekken. 

Slide 8 - Tekstslide

Kiepte
Kiepte (vt) komt van het werkwoord kiepen.

Als je een emmer kiept, keer je hem om. De spullen die erin zitten, vallen er dan uit. 

Slide 9 - Tekstslide

Gracht

Een gracht is een smal kanaal in een stad. Langs een gracht staan gebouwen. 

Slide 10 - Tekstslide

Leerlooien
Leer is de huid van een dood dier, bijvoorbeeld van een koe. 

Leerlooien was een smerig, stinkend karwei, waarbij de huid van pas geslachte dieren werd verwerkt tot leer.

Slide 11 - Tekstslide

leerlooiers
 De leerlooier verkocht zijn producten door aan andere handwerkers, die er kleren, handschoenen en schoeisel van maakten.
Vanwege de stank lagen looierijen in de middeleeuwen meestal buiten de muren van de stad en werd er op het beroep neergekeken. 

Slide 12 - Tekstslide

vruchtbaar

In de tekst gaat het over vruchtbare grond. Vruchtbare grond is grond waarop gemakkelijk van alles kan groeien. 

Slide 13 - Tekstslide

Stinkboel

Geur van een vieze bende!

Slide 14 - Tekstslide

Bacteriën
Bacteriën zijn piepkleine beestjes. Je kunt ze alleen zien door een microscoop. Door sommige bacteriën kun je ziek worden. 

Slide 15 - Tekstslide

Virussen
Een virus is een piepklein beestje, dat je alleen onder een microscoop kunt zien. Als je een virus in je lichaam hebt, kun je daar ziek van worden. Door het griepvirus kun je bijvoorbeeld griep krijgen.

Slide 16 - Tekstslide

Besmettelijke ziektes

Iedere ziekte die door besmetting van zieke mensen op gezonde mensen overgaat. 

Slide 17 - Tekstslide

bestuurders
Het bestuur zijn mensen die de baas van iets zijn. 
Iemand zijn die in een bestuur zit van staat, provincie, gemeente, bedrijf, vereniging of stichting.

Slide 18 - Tekstslide

Ratel

Houten instrument dat een langgerekt kletterend geluid maakt als men het om een handvat ronddraait 

Slide 19 - Tekstslide

Strontkar

Een strontkar of beerwagen was een – meestal houten – kar waarmee in de stad urine en ontlasting werd opgehaald. 

Slide 20 - Tekstslide

We lezen de tekst

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 1
Belangrijkste details

Markeer in de tekst het antwoord dat je hebt gevonden. Schrijf de regel op waar je het antwoord gevonden hebt.

Slide 24 - Tekstslide

woordbegrip
Detail (m.v. details)

Een detail is een klein deel van iets groots.

De plattegrond van camping Bonte Hoeve is in detail weergeven. 

Slide 25 - Tekstslide

woordbegrip
markeren

Iets markeren betekent: de plaats ervan duidelijk aangeven. Het midden van de weg is gemarkeerd met een witte streep. 

Slide 26 - Tekstslide

Alinea 1

Slide 27 - Tekstslide

Alinea 2

Slide 28 - Tekstslide

Alinea 3

Slide 29 - Tekstslide

Alinea 4

Slide 30 - Tekstslide

Alinea 5

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 2a
Woordenschat
Zoek de betekenis van een woord door terug of vooruit te lezen. Zet een streep onder het gevonden woord in de tekst. Kun je het antwoord niet in de tekst vinden? Kijk naar de plaatjes.  Of zoek de betekenis op in een woordenboek.
(Doe deze opdracht in tweetallen.)

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 2b
In de tekst kom je veel figuurlijk taalgebruik tegen. 

Bij figuurlijke taal betekent een woord niet precies wat er staat. Je moet de betekenis van het woord niet letterlijk nemen, het woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is een vorm van beeldspraak. 

Slide 33 - Tekstslide

opdracht 3

Welk woord of stukje in de tekst vond je grappig om te lezen?
Leg uit waarom.

Slide 34 - Tekstslide