H10: je verandert (overzicht)

H10 Je verandert
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H10 Je verandert

Slide 1 - Tekstslide

Wat verwacht je te gaan leren?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
Aan het eind van de les:
  1. kan je uitleggen wat een levensfase is en benoemen welke er zijn.
  2. kan je uitleggen wat lichamelijke en geestelijke ontwikkeling is en je kan er per ontwikkeling 2 voorbeelden van geven.
  3. weet je wat een hormoon is en hoe het ervoor zorgt dat je verandert.
  4. kan je het gehele groeiproces uitleggen.
  5. kan je het verschil van lengte tussen jongens en meisje verklaren.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les:
  1. Weet je wat primaire, secundaire en tertiaire geslachtskenmerken zijn.
  2. Kan je de primaire en secundaire geslachtskenmerken benoemen.
  3. Kan je uitleggen welke veranderingen er plaatsvinden in de puberteit.
  4. kan je uitleggen welke hormonen voor veranderingen zorgen in de puberteit.
  5. kan je uitleggen wat een transgender is.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je weet welke liefdesrelaties er zijn tussen mensen en je kan uitleggen hoe seksuele geaardheid kan verschillen.
  2. Je kan de verschillen tussen verliefdheid, vriendschap en liefde uitleggen.
  3. Je kan instanties benoemen die hulp bieden bij problemen rond seksualiteit en relaties.
  4. Je kan benoemen hoe je wensen en grenzen kunt bewaken en respecteren in relaties.
  5. Je kan uitleggen wat geslachtsgemeenschap en masturbatie is.
  6. Kun je uitleggen hoe mannen en vrouwen klaar kunnen komen.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat soa’s zijn, welke soa’s er
    bestaan en je kan per soa aangeven wat de gevaren zijn. 
  • Je weet hoe je een soa kunt voorkomen.
  • Je kan klachten van soa’s herkennen en je
    weet wat je dan moet doen. 
  • Je kan uitleggen hoe je zwangerschap kan voorkomen, onder andere door voorbehoedsmiddelen.

Slide 6 - Tekstslide

Opgroeien

Slide 7 - Tekstslide

De buidelmuis;
sekst zich dood!

( Suïcidale reproductie)
Australische wetenschappers hebben ontdekt waarom de mannetjes van sommige soorten buidelmuizen altijd sterven na het paringsseizoen.



Mannelijke Stuarts breedvoetbuidelmuizen copuleren tijdens het paarseizoen in sessies van twaalf tot veertien uur met verschillende vrouwtjes om zich van nageslacht te verzekeren.

Doordat alle vrouwtjes in dezelfde korte periode van voedselovervloed willen paren en met meerdere partners seks hebben, moeten de mannetjes zo veel energie investeren in seks dat ze uiteindelijk sterven.    



Wat is hier het nut van?

Slide 8 - Tekstslide

Waarom sterven wij niet direct nadat wij kinderen hebben gekregen?

Slide 9 - Open vraag

Levensfasen
De overstap van de ene levensfase naar de ander brengt met zich verandering mee. Je bent aan het ontwikkelen.
  • Lichamelijke ontwikkeling
  • Geestelijke ontwikkeling
  1. baby -> herkennen van gezichten
  2. peuter -> leren praten
  3. schoolkind -> leren schrijven, rekenen, enz.

Slide 10 - Tekstslide

Waardoor verander je?
Waardoor verander je? 
  • Hormonen (regelstoffen)
  1. worden gemaakt door in hormoonklieren
  2. Hypofyse is een belangrijke hormoonklier


Slide 11 - Tekstslide

Waardoor verander je?

Slide 12 - Tekstslide

Hoe groei je?

Slide 13 - Tekstslide

Hoe groei je?
Hoe werkt het groeihormoon:
  1. Hypofyse geeft groeihormoon af aan het bloed.
  2. Het hormoon komt via het bloed bij de verschillende lichaamscellen
  3. De cellen van de botten in je armen en benen reageren op de boodschap van het lichaam: ze gaan sneller delen, Door elke celdeling onstaant er 2 cellen.
  4. De cellen worden groter, dat heet celgroei. Als ze zijn uitgegroeid, kan elke cel opnieuw delen.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe groei je?
  • Hiernaast zie je welke botdelen in je lichaam groeien.
  • Botten groeien alleen:
  1. aan de uiteinden van de pijpbeenderen
  2.  in de wervelkolom
  3. bij de heupbeenderen
  4. de kraakbeencellen, die bevinden zich in de groeischijven.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe groei je?
Meisjes en jongens maken beide groeihormonen aan. Toch zijn mannen over het algemeen langer dan vrouwen. Hoe is dit te verklaren?
  1. verschil ontstaat in puberteit
  2. groeispurt jongens begint later dan meisjes
  3. Groeispurt jongens duurt langer en is intensiever
  4. Ook zijn er verschillen in de botten die doorgroeien.
  • jongens -> bredere borstkas
  • meisjes -> bredere heupen

Slide 16 - Tekstslide

Puberteit

Slide 17 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Geslachtskenmerk: alle kenmerken waaraan je het verschil ziet tussen een jongen en een meisje.
  • Primaire geslachtskenmerken
  1. vanaf geboorte zichtbaar
  2. Jongens: penis en balzak
  3. meisjes: vagina en schaamlippen
  4. tot leeftijd 10 weinig verschil tussen jongen en meisje.

Slide 18 - Tekstslide

Geslachtskenmerk
  • Secundaire geslachtskenmerken
  1. lichamelijke verschillen die ontstaan in de puberteit: 10 - 16  jaar.
  2. Beiden: meer zweet- en talgklieren, okselhaar, schaamhaar, groei geslachtsorganen, snelle lengtegroei
  3. Jongens: Baardgroei (lagere stem), borsthaar, groei spieren, hoekiger lichaamsvorm, zaadlozing
  4. meisjes: rondere vormen, borstgroei, breder bekken en ongesteldheid

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Geslachtskenmerk
  • Tertiaire geslachtskenmerken
  1. verschillen in kleding, denken en gedrag tussen jongens en meisjes
  2. kleding
  3. denken
  4. gedrag

Slide 21 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
Groeispurt -> slungelig bewegen
Acne (jeugdpuistjes):
  • komt doordat je huid extra talg aanmaakt
  1. Talg: vettige stof die je huid beschermt en uit poriën naar buiten komt.
  • Bij te veel talg raken de poriën verstopt. -> mee-eters
  1. talgklieren ontstoken -> als er groei bacteriën is in talg. -> puistjes

Slide 22 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
  • Zweet in de puberteit gaat meer ruiken, vooral onder oksels
  1. Zweetklieren onder oksels werken pas in de puberteit.
  2. Veel bacteriën -> zetten zweet om in andere stoffen -> bekende zweetgeur
  • Naast lichamelijke ook geestelijke ontwikkeling
  1. veranderende gevoelens (emoties)
  2. Ontwikkeling eigen identiteit -> wie ben ik? -> nemen van zelfstandige beslissingen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Hormonen & puberteit
De hypofyse maakt geslachtshormonen waar geslachtsorganen op reageren.
  • Jongens: 
  1. zaadballen maken het mannelijk geslachtshormoon testosteron
  • Meisjes: 
  1. eierstokken maken het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer ben je transgender?
  • Genderdysforie (gender-identiteitsstoornis): geslacht is niet gelijk aan gevoel en gedrag van een man of vrouw. 
  1. Transgender
  • Transseksueel: man wordt vrouw of vrouw wordt man. Dit omdat genderdysforie zicht sterk uit.
  • Travestiet ≠ genderdysforie

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

 Relaties

Slide 28 - Tekstslide

Welke relaties zijn er?
  • Contact: alles wat je met andere mensen doet.
  1. Kort contact: medewerker in een winkel
  2. lang contact: is intensief zoals ouders, broertjes/zusjes of vrienden.
  • Relaties: alle banden die je met mensen hebt.

Slide 29 - Tekstslide

Welke relaties zijn er?
  • Waarden: geven aan wat je belangrijk vindt
  1. Vb.: beleefd, eerlijk, behulpzaam, trouw, gastvrij en zelfbeheersing
  • Normen: geven aan wat je dan wel of niet doet.
  1. Vb.: bij waarde trouw hoort de norm vrienden niet in steek laten.
  • Bij elke waarde hoort een norm.

Slide 30 - Tekstslide

Waar vallen mensen op?
Iedereen kan verliefd worden.
  • Heteroseksueel: meisje wordt verliefd op jongen of andersom.
  • Homoseksueel: verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht.
  1. homo: jongen wordt verliefd op jongen
  2. lesbisch: meisje wordt verliefd op meisje
  • Biseksueel: je wordt verliefd op zowel jongens als meisjes.

Slide 31 - Tekstslide

Wat is met elkaar naar bed gaan?
  • Veel mensen die van elkaar houden, willen met elkaar...
  1. vrijen
  • Bij vrijen kan je elkaar laten klaarkomen, ook wel orgasme genoemd.
  • Jongens en meisjes kunnen beide klaarkomen
  1. Jongens: zaadlozing

Slide 32 - Tekstslide

Wat is met elkaar naar bed gaan?
Klaarkomen/orgasme kan door:
  • zelfbevrediging of masturbatie
  1. Door jezelf te strelen
  • geslachtsgemeenschap
  1. Je raakt opgewonden
  2. Jongens -> stijve penis en meisjes -> vagina wordt vochtig.
  3. Jongen schuift penis in vagina en beweegt heen en weer tot een orgasme.
  4. Jongens vaak orgasme. Meisje niet altijd, omdat clitoris buiten vagina zit.

Slide 33 - Tekstslide

Ziek van de liefde

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Wat zijn soa's?
Soa: seksuele overdraagbare ziekte / geslachtsziekte
  • Infectieziekten die je door seks kunt krijgen.
  • besmettelijk  -> veroorzaakt door bacteriën en virussen.
  • bacteriën en virussen doorgegeven via:
  1. sperma
  2. vocht uit vagina
  3. bloed
  4. contact tussen slijmvliezen (zitten op penis, in de vagina, in de anus en in de mond)

Slide 36 - Tekstslide

Wat zijn soa's?
  • Soa vaak overgedragen door onveilig vrijen.
  1. seks zonder condoom -> enige voorbehoedsmiddel dat beschermt tegen soa's.
  • Hepatitis B, syfilis en hiv kan ook overgedragen worden
  1. via bloed
  2. moeder op kind tijdens zwangerschap, geboorte en via borstvoeding.
  • Geen soa van het aanraken van wc-bril, uit zelfde glas drinken of van het aanraken van deurknop.
  1. Via kleren, lakens of handdoeken kan je schaamluis en genitale wratten oplopen.

Slide 37 - Tekstslide

Wat zijn soa's?

Slide 38 - Tekstslide

Wat is aids?
Aids: soa dat nog niet te genezen is.
  • komt door hiv -> aidsvirus
  • hiv in bloed -> seropositief
  1. besmet, nog niet ziek.
  2. symptomen kan jaren duren voordat je krijgt.
  3. maakt witte bloedcellen stuk.
  • Seropositief -> hiv-remmers
  1. zorgt dat symptomen pas later komen.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Wat moet je doen als je een soa hebt?
Soa geeft volgende klachten:
  1. afscheiding uit de penis of vagina
  2. jeuk of branderig gevoel (bij het plassen)
  3. blaasjes, wratjes of zweertjes rond en in de penis of vagina.
  • Soa? -> direct naar huisarts of Centrum Seksuele Gezondheid.
  • Soa-test: dokter onderzoekt of je een soa hebt.
  • Heb je Soa? -> altijd doorvertellen met wie je seks hebt gehad.

Slide 41 - Tekstslide

Hoe voorkom je een soa?
Veilig vrijen -> kans op soa kleinst:
  1. elkaar  strelen, tongzoenen, knuffelen, elkaar met de hand bevredigen of jezelf bevredigen.
  2. Bij geslachtsgemeenschap altijd een condoom gebruiken.
  • klinkt simpel -> toch veel soa-infectie:
  1. denken dat degene met wie je vrijt geen soa heeft.
  2. je bent te verliefd en denkt er niet aan.
  3. Je vindt vrijen met condoom onprettig
  4. Je vindt het lastig om over een condoom te beginnen.

Slide 42 - Tekstslide

Waarom worden meisjes ingeënt tegen HPV?
HPV: veel voorkomen virus en wordt overgedragen door seksueel contact.
  • meer dan 100 typen van het virus.
  • meer dan 10 typen -> baarmoederhalskanker
  • 8 op 10 mensen raken besmet
  1. virus niet alleen op penis en in vagina, maar ook op de huid eromheen.
  • Meestal ruimt lichaam HPV op.
  1. soms blijft het virus in je lichaam -> na 15 jaar baarmoederhalskanker
  2. meisjes van 13 jaar oud worden ingeënt -> lichaam herkent virus en ruimt gelijk op.

Slide 43 - Tekstslide

Waarom worden meisjes ingeënt tegen HPV?

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video




10.5 Hersenen veranderen 

Slide 46 - Tekstslide

De drie onderdelen van je hersenen

Slide 47 - Tekstslide

Zenuwcellen
100 miljard in je hersenen

  • Een kennislinkartikel rekent met 
  • 8000 zandkorrels per cm3
  • Dat is 80 miljoen zandkorrels per emmer.
  • 1250 emmers...
  • 12,5 kuub...

Slide 48 - Tekstslide

Hersencentra

Slide 49 - Tekstslide

Lymbisch systeem

Slide 50 - Tekstslide

(Huis)werk maak par 10.5 opgave 1 t/m 10
Repetitie afspreken

Slide 51 - Tekstslide