In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
7.4 en 7.5
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.
Leg je iPad omgedraaid op tafel neer.
13 februari
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Start
Lesdoelen
Formatieve toets
Aan de slag
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Instructie
Loop in je eigen tempo door de les.
Beantwoord mijn vragen.
Lees de theorie goed door en maak aantekeningen voor jezelf.
Maak de huiswerk opgaven. Let op je notatie!
Overleg eerst met je buurman/vrouw, waarna je mij mag vragen.
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les ..
.. kun je een formule maken bij exponentiële groei
.. hoe je een groeifactor kunt berekenen
.. hoe je het verloop kunt aflezen van de groeifactor.
.. weet je hoe je grote getallen en kleine getallen met een macht 10 kunt schrijven.
Slide 4 - Tekstslide
Formatieve toets
Ireen verkoopt kaarten voor het goede doel. Vorig jaar heeft ze 12 euro verdiend. Dit jaar verdient ze 15% meer. Bereken hoeveel Ireen dit jaar heeft verdient.
Schrijf als factor: afname van 12,5 %
Bereken 70% van 50% van 60 euro.
Hoe kun je aan een tabel zien of deze hoort bij een exponentiele groei?
Hoe ziet een standaardvorm van een exponentiële formule eruit?
Wat weet je van de groeifactor als de grafiek stijgt?
Slide 5 - Tekstslide
Hoe los je een wiskunde opgave op?
Stappenplan
Stap 1: Voorbereiden
Stap 2: Aanpak kiezen
Stap 3: Bereken
Stap 4: Antwoord geven
Stap 5: Controle
Slide 6 - Tekstslide
Vermenigvuldigingspunt
4 x 6 = 24
Het keerteken vervangen we bij formules met letters door een punt.
4⋅6=24
Slide 7 - Tekstslide
https:
Slide 8 - Link
Exponentiële formule
lettert(variabele tijd)
letter h (varibele hoeveelheid)
beginhoeveelheid (b)
groeifactor (g)
h=b⋅gt
Slide 9 - Tekstslide
Exponetiële formule
Na 3 jaar zou je ook kunnen berekenen op de volgende manier:
16000 x 0,75 x 0,75 x 0,75 = 6750
16000 x 0,75³ = 6750
Beginhoeveelheid + groeifactor
Algemene vorm:
tijd
h=b⋅gt
Slide 10 - Tekstslide
Bacterie - groei,
elk uur een toename van 5%
welke formule hoort erbij?
Slide 11 - Tekstslide
Welke formule denk jij hoort bij de grafiek van de vorige slide?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 12 - Quizvraag
Vragen over het huiswerk?
Slide 13 - Woordweb
Hoe los je een wiskunde opgave op?
Stappenplan
Stap 1: Voorbereiden
Stap 2: Aanpak kiezen
Stap 3: Bereken
Stap 4: Antwoord geven
Stap 5: Controle
Slide 14 - Tekstslide
Maak bij onderstaande tabel de formule!
Slide 15 - Tekstslide
Noteer de formule van de vorige slide hieronder.
(noteer hem eerst in je schrift en upload een foto)
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Open vraag
Twee verschillende exponentiele grafieklijnen ..
Slide 18 - Tekstslide
Groeifactor
De groeifactor zegt iets over het verloop van de grafiek bij een exponentiel verband.
Als g < 1, dan is de grafiek dalend.
Als g = 1, dan is de grafiek constand.
Als g > 1, dan is de grafiek stijgend.
Slide 19 - Tekstslide
groeifactor > 1 ...... =1 ...... 0< tussenin < 1
0<g<1
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag
Maak: paragraaf 7.4 af (Volg je eigen leerroute)
Kijk je werk goed na met een andere kleur en verbeter je fouten!
Je gaat rustig aan het werk! Je mag met muziek en oortjes werken, let op dat de muziek niet te hard staat.
Oortjes in? Mond op slot!
Afspeellijst aan, iPad/telefoon omgedraaid op tafel!
Heb je een vraag? Lees je aantekeningen van zonet nog eens door en/of overleg op fluistertoon vóór je je vinger opsteekt.
timer
20:00
Slide 21 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie (of standaardvorm)
Notatie van hele kleine of juist hele grote getallen passen niet op het scherm van je rekenmachine.
Hiernaast zie je hoe je de vorm dit je
misschien al eens op je rekenmachine hebt
gezien.
Let op! De a is altijd een getal tussen de 1 en 10.
a⋅10n
Slide 22 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie (of standaardvorm)
Grote getallen
10 = 10
100 = 10²
1000 = 10³
Slide 23 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie (of standaardvorm)
10 = 10
100 = 10²
1000 = 10³
Zo is:
6000=6⋅1000=6⋅103
546=5,46⋅102
Slide 24 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie (of standaardvorm)
Notatie bij kleine getallen (getallen die zitten tussen 0 en 1).
De a is altijd een getal tussen de 1 en 10!
Zo is:
0,0006=6⋅10−4
0,546=5,46⋅10−1
a⋅10n
Slide 25 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie (of standaardvorm)
Schrijf onderstaand rijtje over en noteer de getallen in een wetenschappelijke notatie.
500 000 =
20 000 000 =
250 000 =
0,00009 08 =
0,0018 =
Slide 26 - Tekstslide
Upload de getallen van de vorige slide hieronder.
(noteer hem eerst in je schrift en upload een foto)
Slide 27 - Open vraag
maak de exponentiele formule
in je schrift
Slide 28 - Tekstslide
Exponetiële formule
Na 3 jaar zou je ook kunnen berekenen op de volgende manier:
16000 x 0,75 x 0,75 x 0,75 = 6750
16000 x 0,75³ = 6750
Beginhoeveelheid = groeifactor
Algemene vorm:
tijd
h=b⋅gt
Slide 29 - Tekstslide
opgave 32
In de volgende tabel is er sprake van exponentiële groei.
Bereken de groeifactor.
Vul de tabel verder in.
Geef de formule.
Slide 30 - Tekstslide
Aan de slag
Maak: paragraaf 7.5 (volg je eigen leerroute).
Kijk je werk goed na met een andere kleur en verbeter je fouten!
Je gaat rustig aan het werk! Je mag met muziek en oortjes werken, let op dat de muziek niet te hard staat.
Oortjes in? Mond op slot!
Afspeellijst aan, iPad/telefoon omgedraaid op tafel!
Heb je een vraag? Lees je aantekeningen van zonet nog eens door en/of overleg op fluistertoon vóór je je vinger opsteekt.
timer
20:00
Slide 31 - Tekstslide
Aan de slag
Maak: paragraaf 7.5 af (Volg je eigen leerroute)
Kijk je werk goed na met een andere kleur en verbeter je fouten!
Je gaat rustig aan het werk! Je mag met muziek en oortjes werken, let op dat de muziek niet te hard staat.
Oortjes in? Mond op slot!
Afspeellijst aan, iPad/telefoon omgedraaid op tafel!
Heb je een vraag? Lees je aantekeningen van zonet nog eens door en/of overleg op fluistertoon vóór je je vinger opsteekt.
timer
20:00
Slide 32 - Tekstslide
Afsluiting
Hoe ging het vandaag?
Slide 33 - Tekstslide
Afsluiting
Beantwoord de volgende drie vragen!
Slide 34 - Tekstslide
3 dingen die je tijdens de les geleerd hebt
Slide 35 - Open vraag
2 vragen die je nog wilt stellen
Slide 36 - Open vraag
1 ding die je mij als docent wil meegeven
Slide 37 - Open vraag
Uitleg van afgelopen lessen!
Slide 38 - Tekstslide
Percentage bekend (deel berekenen)
Een percentage kun je ook schrijven als een decimaal getal (factor).
Bijvoorbeeld: 80% = 0,8 2% = 0,02 12,5% = 0,125
factor = percentage : 100
NIEUW = factor x OUD
OUD = NIEUW : factor
factor = NIEUW : OUD
Slide 39 - Tekstslide
Percentage bekend (toename/afname)
Toename van 2%
100% + 2% = 102%
factor = 1,02
DUS bij een toename is de factor altijd groter dan 1!
Afname van 2%
100% - 2% = 98%
factor = 0,92
DUS bij een afname is de factor altijd kleiner dan 1!