In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
2.3 Jodendom en christendom
Slide 1 - Tekstslide
2.3 Jodendom en christendom
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je:
hoe het jodendom zich ontwikkelde
hoe het christendom ontstond
hoe het christendom de Romeinse staatsgodsdienst werd
Slide 3 - Tekstslide
Kan je een overeenkomst opnoemen tussen het christendom en het jodendom?
Slide 4 - Open vraag
Kan je een verschil opnoemen tussen het christendom en het jodendom?
Slide 5 - Open vraag
Het jodendom
De eerste monotheïstische godsdienst is het jodendom, ontstaan in het huidige Israël.
Door onderwerping kwamen Joden ook terecht: diaspora ontstaat.
Slide 6 - Tekstslide
Het jodendom
Kenmerken:
Joden geloven dat God hen zou verlossen van de slavernij en een messias zou sturen die het koninkrijk Israël herstelt
Joden komen samen in synagogen
Geloof staat vast in de Tenach
Slide 7 - Tekstslide
Het christendom
Iedereen kon christen worden door zich te laten dopen
Gevolg: ontstaan en verspreiding christendom
Christenen waren tolerant t.o.v. Romeinen maar weigerden:
Romeinse goden te vereren
Romeinse keizers te vereren
In het Romeinse leger te vechten
Slide 8 - Tekstslide
Het christendom
Christenen waren succesvol in het bekeren en verspreiden:
Aantrekkelijke boodschap
Armenzorg
Gevolg: bedreiging Romeinse geloof
Christenen werden steeds meer gezien als bedreiging en werden om die reden vervolgd
Sommige christenen zien zichzelf als martelaar: iemand bereid om te sterven voor zijn geloof
Slide 9 - Tekstslide
De vervolgingen stopten onder keizer Constantijn in 313.
In 380 werd het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
2.3
Maak vraag 19 en 20 in je werkboek
15 min!
Slide 12 - Tekstslide
vraag 19
Op de grafkist gevonden in Rome is de menorah afgebeeld, een joods religieus symbool. Dit duidt erop dat joden hun godsdienst mochten uitoefenen in de hoofdstad van het Romeinse rijk.
Romeinen verwoestten de joodse tempel (na een opstand tegen de Romeinse overheersing). Het christendom was een tijd lang verboden in het Romeinse rijk. Er waren ook christenvervolgingen.
Slide 13 - Tekstslide
vraag 20
a. Flavius Josephus was een jood, dus is het onwaarschijnlijk dat hij zinsdelen als ‘zover het geoorloofd is hem een man te noemen’ en ‘Hij was de Christus (=Messias)’ heeft opgeschreven. Dat zouden alleen christenen doen.
b. Namen van personen, plaatsen en bepaalde gebeurtenissen die daarin staan, worden ook door andere (primaire) historische bronnen vermeld, in het Oude Testament niet