Formuleren - Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert over het enkelvoud en het meervoud van de persoonsvorm.
je leert dat het onderwerp en de persoonsvorm bij elkaar horen.

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoud

Je kan er 'één' voor zetten

één fiets
één school
één laptop
één klasgenoot
Meervoud

Je kan er 'twee' voor zetten

twee fietsen
twee scholen
twee laptops
twee klasgenoten

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm
Nodig bij zinnen ontleden: pv, ow, wwg ......

Nodig bij werkwoordspelling!
De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerp
Het onderwerp hoort altijd bij de persoonsvorm.


Slide 5 - Tekstslide

De jonge vogel op de waslijn zong de hele ochtend.

persoonsvorm = zong
onderwerp = De jonge vogel op de waslijn

zong = enkelvoud
De jonge vogel op de waslijn = enkelvoud

Slide 6 - Tekstslide

Alle mensen op het water varen in een bootje.

persoonsvorm = varen
onderwerp = Alle mensen op het water

varen = meervoud
Alle mensen op het water = meervoud

Slide 7 - Tekstslide

Iedereen ging buiten spelen in de zon.

persoonsvorm = ging
onderwerp = iedereen

ging = enkelvoud
iedereen = enkelvoud

Slide 8 - Tekstslide

De brandweer bluste de brand.

persoonsvorm = bluste
onderwerp = De brandweer

bluste = enkelvoud
De brandweer = enkelvoud

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Nieuw Nederlands online
Hoofdstuk 3
Taalverzorging: persoonsvorm enkelvoud of meervoud?

Slide 10 - Tekstslide