In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een externe abiotische prikkel
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Hoe noemen we de minimale sterkte van een of meerdere prikkels die tot een respons leiden?
A
Motivatie
B
Motivatie-waarde
C
Drempelwaarde
D
Drempel
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
In de afbeelding is weergegeven hoe vaak een meeuwenkuiken pikt naar een model van een snavel. Wat is de sleutelprikkel die leidt tot het pik gedrag?
A
De vorm van de snavel
B
De kleur rood
C
Een rode vlek op een gele snavel
D
Het contrast van rood met een andere kleur
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat is antropomorfisme?
A
Een dier zo subjectief observeren.
B
Een dier zo objectief observeren
C
Het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren.
D
Het toekennen van dierlijke eigenschappen aan dieren
Slide 10 - Quizvraag
Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
Ethogram
B
Practicum
C
Protocol
D
Tabel
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Wat is een voordeel van het leven in een rangorde? (Noem een ander voorbeeld dan hiervoor)
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Welk voortplantingsstrategie zou een konijn hebben?
A
Veel nakomeling, geen aandacht
B
Aantal nakomelingen met een beetje aandacht
C
Heel weinig nakomelingen, veel aandacht/energie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag meestal bij dieren?
A
Het volgen van de moeder
B
Het vergroten van de overlevingskans
C
Zorgen voor voedsel
D
Het bemachtigen van een territorium
Slide 22 - Quizvraag
Met welke term uit de ethologie zou je het gedrag van de watervlooien kunnen omschrijven als zij op willekeurige wijze op zoek zouden gaan naar plekken met een hogere zuurstofconcentratie?
A
Gewenning
B
Inzicht
C
Aangeleerd gedrag
D
Trial and error
Slide 23 - Quizvraag
Een boer verjaagt de spreeuwen uit zijn tarweveld door om de minuut een harde knal te laten klinken uit een geluidsinstallatie. Door de knal vliegen de spreeuwen weg. Na verloop van tijd vliegen de spreeuwen niet meer weg wanneer zij de knal horen. Door welk leerproces vliegen de spreeuwen niet meer weg?