Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Verschil feit & mening
1 / 48
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
48 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
150 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het doel van deze les?
* Je kent het verschil tussen een feit en een mening.
* Je kunt je mening geven.
* Je respecteert de mening van anderen.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zal de les eruit zien?
THEORIE FEIT EN MENING
OEFENING
Slide 3 - Tekstslide
A
Dit is een foto van een man.
B
Met een tongpiercing vindt iedereen je cool.
C
Een tongpiercing vinden alle volwassenen belachelijk.
D
Deze man steekt zijn tong uit.
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
SAMENVATTING
FEIT = echt, je kunt het bewijzen
MENING = iets wat je denkt of vindt van iets of iemand
Slide 6 - Tekstslide
DEEL 1
Slide 7 - Tekstslide
OPDRACHT
* Duidt de zinnen aan die een FEIT weergeven!
PAS OP: soms is er meer dan één antwoord mogelijk!
Slide 8 - Tekstslide
A
Er is maar één leuke sport, dat is paardrijden.
B
Het meisje rijdt op een wit paard.
C
Paardrijden is een echte meisjessport.
D
Paarden stinken altijd.
Slide 9 - Quizvraag
A
De gitarist heeft zwart haar.
B
Gitaarspelen is echt moeilijk.
C
De jongen draagt een jeans.
D
Gitaar is enkel voor jongens.
Slide 10 - Quizvraag
A
Vanille-ijs, dat vind ik lekker!
B
Dit ijs zit in een horentje.
C
Gewoon ijs is lekkerder als softijs.
D
Er zit maar één bolletje op het horentje.
Slide 11 - Quizvraag
A
De man met de rode pet draagt een blauwe overall.
B
Automonteur is een beroep voor jongens.
C
Deze man werkt aan een auto.
D
Iedereen kan dit beroep doen.
Slide 12 - Quizvraag
OPDRACHT
* Zijn deze mensen subjectief of objectief?
HERHALING:
subjectief = mening
objectief = feit
Slide 13 - Tekstslide
EEN NIEUWSLEZER
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF
Slide 14 - Quizvraag
EEN SUPPORTER
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF
Slide 15 - Quizvraag
EEN BUURVROUW
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF
Slide 16 - Quizvraag
EEN AGENT
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF
Slide 17 - Quizvraag
EEN WETENSCHAPPER
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF
Slide 18 - Quizvraag
OPDRACHT
* Is het een feit of een mening?
FEIT= echt, kan je bewijzen
MENING= wat je zelf denkt of vindt
Slide 19 - Tekstslide
Bij het schaken gebruik je witte en zwarte schaakstukken.
A
feit
B
mening
Slide 20 - Quizvraag
Alle jongens houden van meisjes met veel make-up op.
A
feit
B
mening
Slide 21 - Quizvraag
Een sigaret bevat schadelijke stoffen zoals nicotine en teer.
A
feit
B
mening
Slide 22 - Quizvraag
Alleen stoere meisjes hebben een tatoeage.
A
feit
B
mening
Slide 23 - Quizvraag
OPDRACHT
* Geef je mening over de volgende uitspraken.
Slide 24 - Tekstslide
De schoolpauzes moeten langer duren.
Slide 25 - Open vraag
Snackautomaten horen thuis op school.
Slide 26 - Open vraag
De kerstvakantie en de herfstvakantie zouden langer moeten duren en de zomervakantie korter.
Slide 27 - Open vraag
Iedereen zou een douche moeten nemen, voordat er gezwommen wordt in een openbaar zwembad.
Slide 28 - Open vraag
Argument
= een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
Je herkent een argument aan signaalwoorden als:
want, namelijk, omdat
Slide 29 - Tekstslide
OPDRACHT
* Staat hier een feit, mening of argument?
FEIT= echt, kan je bewijzen
MENING= wat je zelf denkt of vindt
ARGUMENT = reden
Slide 30 - Tekstslide
Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook een rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de Python.
Slide 31 - Quizvraag
Nederlands is het leukste vak op school.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 32 - Quizvraag
Ik vind 'Titanic' een mooie film.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 33 - Quizvraag
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 34 - Quizvraag
Jesse Klaver moet de nieuwe minister-president worden.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 35 - Quizvraag
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 36 - Quizvraag
DEEL 2
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Video
ECHT OF NEP
Wat is het verschil?
Echt = het is echt gebeurd, het is waar, je kan het bewijzen
Nep = het is verzonnen, het is niet echt, je kan het niet bewijzen
Slide 39 - Tekstslide
OPDRACHT
* Is het echt of verzonnen?
Slide 40 - Tekstslide
VERKEERSBORD
A
ECHT
B
VERZONNEN
Slide 41 - Quizvraag
SPROOKJE
A
ECHT
B
VERZONNEN
Slide 42 - Quizvraag
STRIPVERHAAL
A
ECHT
B
VERZONNEN
Slide 43 - Quizvraag
WEERBERICHT
A
ECHT
B
VERZONNEN
Slide 44 - Quizvraag
MOPJE
A
ECHT
B
VERZONNEN
Slide 45 - Quizvraag
REISGIDS
A
ECHT
B
VERZONNEN
Slide 46 - Quizvraag
OPDRACHT
* Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Geef je eigen mening hierover!
Slide 47 - Tekstslide
Alles wat op internet staat is echt.
Slide 48 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Verschil feit & mening
September 2022
- Les met
48 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Verschil feit & mening
2 dagen geleden
- Les met
48 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling feit/mening/argument/fake news
September 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Verschil feit & mening
September 2022
- Les met
41 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling feit/mening/argument/fake news
19 dagen geleden
- Les met
28 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Verschil feit & mening + echt & nep (T13 L1, T14 L2, T14 L4)
December 2021
- Les met
46 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Feit, mening, argument
Oktober 2023
- Les met
16 slides
Maatschappelijke vorming
Secundair onderwijs
Feit, mening, argument
September 2024
- Les met
16 slides
Maatschappelijke vorming
Secundair onderwijs