T4B NG-WG

T4B - Nederlands

Je leert deze les het verschil tussen een WG en NG.

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde vertelt over wat het onderwerp is.

Altijd samen met de koppelwerkwoorden. Zonder koppelwerkwoord geen NG. 

Het naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 'is', wordt of blijft en geeft altijd een eigenschap, kenmerk of toestand weer van het onderwerp.

B (beroep)

E (emotie)

T (toestand)

Naamwoordelijk gezegde

Zij | is | blij. 

    o            ng          ng

                     koppelwerkwoord        naamwoordelijk deel (dit deel zet je tussen [vierkante haken].

SAMEN: naamwoordelijk gezegde

werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde

 

Zinnen waarin iemand iets doet. = werkwoordelijk gezegde

Zinnen waarin iemand iets is. = naamwoordelijk gezegde

Voorbeelden met =

1. De laatste dag van de vakantie is nooit leuk. 

De laatste dag = nooit leuk

2. Nu moeten we weer in zo'n muf lokaal zitten. 

We moeten = zitten 

3. Dan was hij rijk en beroemd. 
Hij = beroemd

Voorbeelden 2

4. Hij zou champagne bestellen voor Katrien en zij zou ons ijsco's geven. 

Hij = bestellen  /  Zij = geven

5. Naar school hoeven wij niet meer.
Wij = naar school.

6. Werd hij maar een goochelaar. 
Hij = goochelaar

Extra lastig.. wie weet dit?

De hond van de buren is overleden. 

Hij was erg geliefd. 

Naamwoordelijk gezegde

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Aan de slag!

Maak opd. 3 t/m 9 op blz. 101 en 102 (nakijkbladen bij mij)

Online (paragraaf 6.2 -opd. 3 t/m 9)

Alles af? Wat vind je nog moeilijk? Aangeven bij mij!

Maak versterk jezelf online. 

Eind van de les Blooket over WG en NG

Huiswerk voor morgen: Opd. 3 t/m 9 af