Domein 2 verhoudingen herhaling

Verhoudingen - wat moet je weten?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen - wat moet je weten?

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk 

  • Je mag bij je rekenmachine gebruiken.
  • Je mag je rekenkaart gebruiken. https://www.examensmbo.nl/fileadmin/user_upload/handleidingen/rekenkaarten/cem_rekenkaarten_2024_v01.pdf
  • Gebruik bij verhoudingssommen een verhoudingstabel.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat staat er op de rekenkaart over verhoudingen
A
breuken
B
procenten
C
decimalen
D
alle 3 staan op de rekenkaart

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het als je zegt 1 op de 4 koeien is bruin?

Slide 5 - Open vraag

Verhouding =
Verhouding geeft het verband/ de relatie aan tussen twee of meer getallen. Je komt verhoudingen bijvoorbeeld tegen bij hoeveelheden, prijzen of aantallen. 
Er zitten 12 ijsjes in dit pak, en je betaalt hiervoor  € 1,80 . Hoe bereken je dan de prijs per ijsje?                                                      

Slide 6 - Tekstslide

ijsjes
12
1
euro 
1,80
?
Als je de 12 ijsjes deelt door 12, dan kan je de prijs berekenen voor 1 ijsje. Hiervoor moet je dan ook 1,80 delen door 12. De uitkomst is de prijs voor 1 ijsje.

Slide 7 - Sleepvraag

Hoeveel betaal je per ijsje?
A
€ 0,12
B
€ 0,15
C
€ 1,50
D
€ 0,50

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de verhouding witte kuikens op het totale aantal kuikens?

Slide 9 - Open vraag

Welke verhouding zie je hier?

Slide 10 - Open vraag

Verhouding vergroten/verkleinen
Je vermenigvuldigt of deelt dan beide getallen met hetzelfde getal.

TIP: gebruik een verhoudingstabel 

Wat je boven doet in de verhoudingstabel,
doe je ook onder (of andersom).



Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak je 
een verhoudingstabel?
- Links schrijf je op wat je al weet.
- Rechts wat je ook al weet en wat je moet gaan uitrekenen. Zet     daar bijvoorbeeld een vraagteken.
- Je begint bij de rij waar je links EN rechts een getal hebt staan,      bijv geld of procenten (ALTIJD 1 eenheid per rij gebruiken!!)
-  Met de sommen die je daar maakt, bereken je ook de andere         rij.



Slide 12 - Tekstslide

In 2 pakken zitten 14 sticks.
Hoeveel zitten er in 6 pakken?
A
7
B
28
C
42
D
84

Slide 13 - Quizvraag


Dit recept is voor pepernoten voor 4 personen. Ik wil de pepernoten maken voor 7 personen. Hoeveel eetlepels melk heb ik nodig?
A
4el
B
5 el
C
7 el
D
8 el

Slide 14 - Quizvraag

Welke doos ijsjes is naar verhouding het goedkoopst?
timer
0:45
A
Doos met 4 ijsjes
B
Doos met 12 ijsjes

Slide 15 - Quizvraag

Om 3 schnitzels te maken gebruik
je 75 gram paneermeel. Hoeveel gram
heb je nodig voor 16 schnitzels?
A
150 gr
B
350 gr
C
400 gr
D
450 gr

Slide 16 - Quizvraag

Bij een verhouding horen een: breuk, decimaal getal en een %

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf als percentage 3:4
A
30%
B
40%
C
50%
D
75%

Slide 18 - Quizvraag

Schrijf als percentage 4:5
A
40%
B
50%
C
60%
D
80%

Slide 19 - Quizvraag

Tekst
Welk percentage (%) hoort bij welke verhouding(breuk)?
10 %
25%
20%
50%
5%
1/10
1/2
1/5
1/4
1/20

Slide 20 - Sleepvraag

Procenten. Hoe bereken je die ook alweer?

Slide 21 - Woordweb

Hoeveel is 0,4 in procenten?
A
4%
B
14%
C
40%
D
0,4%

Slide 22 - Quizvraag

Een barbecue kost nu met 30% korting €28,-.
Hoeveel procent moet je betalen?
A
30%
B
70%
C
100%
D
130%

Slide 23 - Quizvraag

In 2015 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?
A
25%
B
50%
C
75%
D
2,5 bananen

Slide 24 - Quizvraag


Hoeveel procent is 3/5 ?
A
20%
B
30%
C
60%
D
70%

Slide 25 - Quizvraag

480 van de 800 werknemers in een bedrijf hebben kinderen. Hoeveel procent is dat ? ................... %
timer
1:15
A
50%
B
55%
C
60%
D
65%

Slide 26 - Quizvraag


Bij een korting van 25% kun je dit delen door?
A
25
B
4
C
2
D
5

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de prijs per blik met 40% korting?
A
€ 14,13
B
€ 11, 40
C
€ 17,09
D
€ 15,33

Slide 28 - Quizvraag

Een boek kost € 30,00. Ik krijg eerst 20% korting en daarna nog eens 20% korting. Hoeveel moet ik voor dit boek betalen?
A
€ 19,80
B
€ 19,20
C
€ 27,00
D
€ 18,00

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel kost een weekendje
Harderwijk zonder korting?
A
88
B
72
C
80
D
82

Slide 30 - Quizvraag


Met hoeveel procent is de prijs van het tv-meubel gedaald? Rond af op hele procenten.
A
35,7%
B
36%
C
55,6%
D
56%

Slide 31 - Quizvraag

Hoe gaat het bij jou met het rekenen met verhoudingen en procenten?
A
B
C

Slide 32 - Quizvraag


Meer oefenen? Klik dan op de link op de volgende slide. 
Je kunt filmpjes bekijken en online oefenen!

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Link