Taaldorp 3H

Taaldorp 3H
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taaldorp 3H

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Frans: Ik hou van...

Slide 2 - Open vraag

Hoe zeg je in het Frans: Ik heb een hekel aan...

Slide 3 - Open vraag

Hoe zeg je in het Frans: Ik wil graag

Slide 4 - Open vraag

Hoe zeg je in het Frans: Heeft u

Slide 5 - Open vraag

De medewerker van de winkel bedankt jou voor je komst. Reageer (bedank en neem afscheid).

Slide 6 - Open vraag

begroeting
afscheid
Bonjour
Au revoir
À plus
Salut

Slide 7 - Sleepvraag

Wat krijg je in Frankrijk als je 'escargots' bestelt?
A
kikkerbilletjes
B
kalfstong
C
kippenlevertjes
D
slakken

Slide 8 - Quizvraag

Un dialogue au restaurant
Vous avez réservé une table?
Vous avez choisi?
Vous voulez boire quelque chose?
Oui, j'ai réservé au nom de Debbouze.
Comme entrée, je voudrais du jambon
Pour moi, un verre d'eau, s'il vous plaît.

Slide 9 - Sleepvraag

Un dialogue au restaurant
Où sont les toilettes?
L'addition s'il vous plait.
Monsieur, la carte s'il vous plait.
Elles sont au fond du restaurant.
Ça fait trente euros cinquante.
Voilà.

Slide 10 - Sleepvraag


Taaldorp - Construire des phrases | Au restaurant
Traduis: Begroet de ober en zeg dat je een tafel voor 4 personen gereserveerd hebt.

Slide 11 - Open vraag


Taaldorp - Construire des phrases | Au restaurant
Traduis: Zeg dat je een frisdrank wilt.

Slide 12 - Open vraag


Taaldorp - Construire des phrases | Au restaurant
Traduis: Zeg dat je als voorgerecht de slakken neemt.

Slide 13 - Open vraag

malade
docteur
une pharmacie
mal au ventre
mal à la tête
un hopital
des aspirines
avoir de la fièvre

Slide 14 - Sleepvraag

Ça va?
Je pense qui je suis malade.
Je ne me sens pas bien.
Tu va voir le docteur?
J'ai rendez-vous.
Je reste au lit.
Ik heb een afspraak.
Ga je naar de dokter?
Ik voel me niet goed.
Gaat het?
Ik denk dat ik ziek ben.
Ik blijf in bed.

Slide 15 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
6
7
8
9
Non, ça ne va pas bien.
Tu as pris des médicaments?
J'ai mal à la gorge.
Qu'est-ce que tu as?
Bonjour, ça va bien?
Non, pas encore.
Voilà les médicaments. Il faut prendre trois aspirines par jour.
Merci docteur.
De rien. Repose-toi bien et bon rétablissement!

Slide 16 - Sleepvraag


Vraagzin + Taaldorp (Magasin de vêtements)
Waar zijn de paskamers?
(vorm 1 : intonatie) 

Slide 17 - Open vraag

Zoek de kleuren bij elkaar. 

jaune
noir
rouge
bleu
vert
blanc
orange
violet
blauw
geel
groen
zwart
rood
wit
oranje
paars

Slide 18 - Sleepvraag

Horen de woorden hieronder bij 'kledingstuk' of bij 'accessoires'?
Sleep de woorden naar het juiste blok.
le vêtement
les accessoires
le pantalon
le T-shirt
la ceinture
les lunettes de soleil
le sac
la robe
le bracelet
les bottes

Slide 19 - Sleepvraag

C'est quoi? Wat is het? Sleep de kledingstukken naar de juiste Franse vertaling.
une chemise bleue
un pantalon blanc
un short vert
une robe rouge

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep het juiste Franse bijvoeglijk naamwoord naar het kledingstuk
les jeans (m) ....... (blauw)
les jupes (v) ........... (bruin)
les baskets (v) ........ (groen)
la chemise ....... (wit)
la jupe ...... (geel)
les pantalons (m) ........ (oranje)
la casquette ........ (grijs)
les bottines (f) ........ (zwart)
la robe ....... (blauw)
le chapeau ........ (bruin)
les teeshirts ........ (grijs)
les pulls (m) ....... (wit)
bleus
bleue
oranges
marrons
marron
gris
grise
vertes
blanche
blancs
jaune
noires

Slide 21 - Sleepvraag

Wat kun je vragen bij de receptie van een camping?
A
Un livre de cuisine
B
Des billets de théâtre
C
Une carte de la région
D
Un guide de la ville

Slide 22 - Quizvraag

le camping
la caravane
la tente
les enfants
le lac
les frites
les toilettes
la friterie
la terrasse

Slide 23 - Sleepvraag


Vraagzin + Taaldorp (À l'hôtel)
Heeft u een kamer voor 1 persoon?
 (vorm 2 : est-ce que )

Slide 24 - Open vraag

Getallen. 15 =
A
cinq
B
cinquante
C
quatorze
D
quinze

Slide 25 - Quizvraag

Getallen. 28 =
A
deux-huit
B
huit-vingt
C
vingt et huit
D
vingt-huit

Slide 26 - Quizvraag

Getallen. 64 =
A
soixante-quatorze
B
soixante-quatre
C
seize- quatre
D
six

Slide 27 - Quizvraag

Getallen. 31 =
A
treize et un
B
trente-un
C
trente et un
D
troisante et un

Slide 28 - Quizvraag

Getallen. 55 =
A
cinquante-cinq
B
cinquante et cinq
C
quinze-cinq
D
cinq-cinq

Slide 29 - Quizvraag