In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefenvragen bij
H4 Tweede Wereldoorlog
Slide 1 - Tekstslide
Maak de juiste combinaties
het idee dat je eigen ‘ras’ (soort) beter is dan andere ‘rassen’.
manier van denken van mensen die het leger heel erg belangrijk vinden
zeer nationalistische, anti democratische en totalitaire politieke beweging
zeer nationalistische, anti democratische, totalitaire en racistische politieke beweging
Fascisme
militairisme
racisme
nationaalsocialisme
Slide 2 - Sleepvraag
Wat is GEEN kenmerk van Fascisme?
A
nationalisme
B
een sterke leider
C
gebruik van geweld
D
racisme/anti-semitisme
Slide 3 - Quizvraag
Welke van de onderstaande landen is een democratie?
A
Lenin- Rusland
B
Mussolini- Italie
C
Hitler- Duitsland
D
Rutte- Nederland
Slide 4 - Quizvraag
SLeep de juiste gebeurtenis naar het juiste vakje
1939-1940
1941-1942
1943-1944
1945
blitzkrieg
Battle of Brittain
Zelfmoord Hitler
D-day
Aanval op de VS
Aanval op Rusland
Duitsland geeft zich over
Nederland capituleert
Slide 5 - Sleepvraag
Juist of onjuist: Duitsland probeerde Groot-Brittannië te verslaan, maar dat mislukte.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Juist of Onjuist: Hitler begon de Tweede Wereldoorlog met de Duitse inval in Frankrijk.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde
1
2
3
4
De aanval op de Verenigde Staten
De geallieerden komen in Frankrijk aan
De aanval op Rusland
Hongerwinter
Slide 8 - Sleepvraag
Noem een naam van een concentratiekamp
Slide 9 - Open vraag
Juist of onjuist: Vanaf 1943 drongen de geallieerden de Duitsers terug.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Over welk begrip gaat dit krantenbericht?
A
capitulatie
B
racisme/anti-semitisme
C
genocide
D
collaboratie
Slide 11 - Quizvraag
Wie hoefde er NIET onder te duiken?
A
Joden
B
Christenen
C
Mannen tussen 18-45
D
Zigeuners
Slide 12 - Quizvraag
Joodse mensen werden getransporteerd. Uit welk doorgangskamp kwamen de treinen?
Slide 13 - Open vraag
Beschrijf in 1 zin de betekenis van het begrip Holocaust
Slide 14 - Open vraag
Welke bewering over de toespraak van de Koningin is ONJUIST?
“Wij willen de helden eren, die bij de verdediging van ons land zijn omgekomen. Het Nederlandse leger heeft moed getoond. De soldaten hebben de veel sterkere vijand langer tegenstand geboden dan die vijand had verwacht.”
A
De radiotoespraak is gehouden aan het begin van de Eerste Wereldoorlog
B
De radiotoespraak is gehouden in Engeland, waar de koningin naar toe was gevlucht.
C
Het Nederlandse leger heeft zich volgens de koningin erg dapper
gedragen.
D
Het Nederlandse leger moest zich verdedigen tegen de aanval van
Duitsland.
Slide 15 - Quizvraag
Welke begrip past bij de bron?
A
censuur
B
collaboratie
C
indoctrinatie
D
verzet
Slide 16 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
"door politie of leger georganiseerde jacht op een groep mensen"
Slide 17 - Open vraag
Was de mevrouw in de bron "goed" of "fout" in de oorlog?
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quizvraag
Vul de juiste antwoorden in.
Het Nederlandse leger bereidde zich voor op een mogelijke aanval vanuit het oosten door …(a)… van het leger.
Ondanks de tegenstand van het Nederlandse leger zag de legerleiding het
hopeloze van doorvechten in en ging over tot …(b)… .
De Duitse bezetter vervolgde de Joden. Zij kwamen in Westerbork terecht. Van daaruit vond …(c)… plaats naar vernietigingskampen.
Sommige Nederlanders hebben de Duitse bezetter geholpen met het vervolgen van Joden. Zij maakten zich schuldig aan …(d)… .
collaboratie
capitulatie
deportatie
mobilisatie
Slide 19 - Sleepvraag
Deze paragraaf gaat over de Duitse bezetting en de Jodenvervolging. Het verhaal van Anne Frank past hier goed bij, want:
A
haar vader gaf in 1947 haar dagboek uit onder de titel Het Achterhuis.
B
ze kwam in 1933 met haar ouders en haar zus naar Nederland.
C
ze stierf in maart 1945 aan een ziekte in een concentratiekamp.
D
ze was met haar familie uit Duitsland gevlucht omdat ze joden waren.
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer gingen Amerika en Japan meedoen met de Tweede Wereldoorlog?
A
1939
B
1940
C
1941
D
1942
Slide 21 - Quizvraag
Welk land viel in de Tweede Wereldoorlog Nederlands Indië aan?
A
China
B
Japan
C
Vietnam
D
Cambodja
Slide 22 - Quizvraag
➤Welk land stond in de Tweede Wereldoorlog aan de kant van Duitsland?
A
Hongarije
B
Rusland
C
Japan
D
China
Slide 23 - Quizvraag
Waar op de wereld viel de eerste kernbom, die een definitief einde maakte aan de Tweede Wereldoorlog?
A
China
B
Rusland
C
Polen
D
Japan
Slide 24 - Quizvraag
Welke zin over de Tweede Wereldoorlog is juist?
A
De Duitse overwinning bij Stalingrad was een keerpunt in de oorlog.
B
Duitsland, Groot-Brittannië en de VS vormden de geallieerden.
C
In 1941 werden de VS aangevallen door Duitsland en Japan.
D
Vanaf 1943 drongen de geallieerden het Duitse leger terug.
Slide 25 - Quizvraag
Uitspraak: Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed Japan in Azië ongeveer hetzelfde als wat Duitsland in Europa deed.
➤Wat wordt er met deze uitspraak bedoeld? Kies het juiste antwoord.
A
In Europa werden de joden door de Duitsers vermoord. In Azië werden de joden door de Japanners vermoord.
B
In Europa bombardeerden de Duitsers tientallen steden. In Azië bombardeerden de Japanners tientallen steden.
C
In Europa vochten de Duitsers tegen de Japanners. In Azië vochten de Japanners tegen de Duitsers.
D
In Europa veroverden de Duitsers grote gebieden. In Azië veroverden de Japanners grote gebieden.