Les 2 - Paragraaf 4.1

Hoofdstuk 4
Boeren, heren en monniken



Les 2 - Paragraaf 4.1
Leven op het platteland
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Boeren, heren en monniken



Les 2 - Paragraaf 4.1
Leven op het platteland

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Je kunt beschrijven hoe de economie in de vroege middeleeuwen in West-Europa veranderde en die veranderingen verklaren.
  • Je kunt beschrijven hoe een middeleeuws domein eruit zag.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Terugblik: vorige  les
  • Lezen
  • Interactieve uitleg
  • Opdrachten paragraaf 4.1
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet het tijdvak dat hoort bij dit hoofdstuk?
A
Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.)
B
Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. - 500 n.C.)
C
Tijd van monniken en ridders (500-1000)
D
Tijd van steden en staten (1000-1500)

Slide 4 - Quizvraag

Wie waren de nieuwe machthebbers in West-Europa toen het West-Romeinse Rijk verdwenen was?
A
Germaanse koningen
B
Franse keizers
C
Vikingen
D
Er waren geen machthebbers meer

Slide 5 - Quizvraag

Lezen
  • Paragraaf 4.1: Leven op het platteland
  1. Een agrarische economie
  2. Het domein
  • 10 minuten
  • Klaar? Maak online:
Havo: opdracht 3 t/m 7 (6a hoeft niet)
Vwo: 3 t/m 8 (6a hoeft niet)

Slide 6 - Tekstslide

Romeinse tijd (tot ong. 500)

  • Agrarisch-stedelijke samenleving.
  • Landbouw, met steden.

  • Handel en nijverheid (producten maken met de hand).
Vroege middeleeuwen (500-1000)

  • Agrarische samenleving.
  • Vooral landbouw. Weinig stedelijk leven.
  • Geen handel. Vooral boerenleven.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een belangrijke oorzaak voor deze economische verandering?
A
De landbouw leverde steeds meer op, zodat de mensen uit de steden wegtrokken
B
Door politieke veranderingen werd het lastig om te handelen
C
Er kwam een kleine elite van bestuurders, militairen en priesters
D
Er was geen vraag naar producten van ambachtslieden

Slide 8 - Quizvraag

Een kasteel zoals je hier ziet werd een mottekasteel genoemd. In de vroege middeleeuwen was het een houten nederzetting op een heuvel. Later werd ook steen gebruikt.
De heer was eigenaar van het kasteel, het dorp en alle grond om het kasteel heen. De bewoners van het dorp bewerkten de grond. Een deel van de opbrengst mochten de boeren houden, maar ze moesten ook een (groot) deel afstaan aan de heer.
Een heuvel was handig als je werd aangevallen door rovers. Je had meer overzicht en kon ook de zwaartekracht zijn werk laten doen als je een steen op de vijand gooide. Tijdens een aanval mochten de dorpsbewoners zich terugtrekken in het kasteel.
Naast de houten muren was er ook nog een wal of gracht om het kasteel en het dorp te beschermen tegen aanvallers.
Buiten het dorp lagen de boerenlanden. Hier werkten de boeren. De opbrengsten van het vroonland waren volledig voor de heer. De opbrengsten van het hoeveland waren voor de boeren, maar er moest ook een stukje worden afgestaan aan de heer. De opbrengsten van de 'woeste gronden' waren voor de heer.
In ruil voor bescherming en land moesten de boeren werken voor de heer. Zij moesten soms klusjes (herendiensten) verrichten en opbrengsten van de landbouw afstaan aan de heer.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noemen we het gebied waar een heer de baas was?
A
Koninkrijk
B
Landbouw
C
Domein
D
Agrarische samenleving

Slide 10 - Quizvraag

Waarom zocht een boer bescherming bij een heer?
A
Deze had vaak een eigen legertje en een kasteel om te schuilen
B
Deze was de koning van een groot stuk land
C
Deze had grond genoeg om te werken
D
Deze had goede handelscontacten

Slide 11 - Quizvraag

Wat past NIET bij de bescherming van een middeleeuws dorpje?
A
Houten muren
B
Kasteel op een heuvel
C
Een wal of gracht rondom het dorp
D
Een rij grote katapulten

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Lees:
  • Paragraaf 4.1 
  1. Een agrarische economie
  2. Het domein
Maak (online):
  • Havo: opdracht 3 t/m 7 (6a hoeft niet)
  • Vwo: 3 t/m 8 (6a hoeft niet) 
Klaar:
  • Lees paragraaf 4.1 verder
  • Lees het stripverhaal (ELO of op papier)

Slide 13 - Tekstslide

In hoeverre snap je de leerstof van deze les?
0100

Slide 14 - Poll

Romeinse Rijk
Middeleeuwen
Beide periodes
De meeste mensen leefden van de landbouw.
Mensen trokken van het platteland naar de stad.
Er bestonden enkele aparte koninkrijken
De mensen hadden veel last van plunderingen en oorlog
Handelaren en ambachtslieden vormden een aparte sociale laag

Slide 15 - Sleepvraag

Welke uitspraak over een domein is juist?
A
Een domein bestond alleen uit het vroonland en het hoeveland
B
Domeinen ontstonden toen boeren samenwerkten voor bescherming
C
Een domein was altijd een aaneengesloten gebied, in bezit van een domeinheer
D
Een domeinheer was eerst vaak een machtige boer met een eigen legertje

Slide 16 - Quizvraag