Romantisme (+/-1800-1848)1. beschrijven hogere sociale klasse (adel)
2.geidealiseerde werkelijkheid
3. gevoel staat centraal (le mal du siècle, melancholisch gevoel)
4.innerlijke beleving belangrijk
5.werkelijkheid ontvluchten in: verleden/toekomst/ exotisme/wanordelijke natuur
6. auctoriele verteller (alwetende verteller met moraliserend commentaar)
Réalisme: (1830-1870)1. beschrijven arbeiders en hun misère
2.werkelijkheid zoals ze is
3.objectiviteit staat centraal
4.roman d'apprentissage (ontwikkeling v/h personnage als persoon staat centraal) antiheld
5. werkelijkheid niet ontvluchten maar beheersen
6. personaal vertelperspectief/ik vertel-perspectief
7bestuderen van maatschappelijke klassen
8personnages psychologisch bestuderen
9 misstanden van de bourgeoise aan de kaak stellen (kritiek)
Naturalisme is réalisme + déterminisme (erfelijke eigenschappen en sociale afkomst bepalen het lot van de mens: Wie als dubbeltje geboren is zal geen kwartje worden)