les 8 Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Het belang van leestekens

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Woordweb

Lees de tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Wat staat er nu en wat zou er eigenlijk moeten staan?

Slide 5 - Woordweb

Wat klopt hier niet?

Slide 6 - Open vraag

Waarom leestekens en hoofdletters?




    hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen je weet waar een zin begint en eindigt hierdoor begrijp je de tekst ook beter

    Hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen. Je weet waar een zin begint en eindigt. Hierdoor begrijp je de tekst ook beter.

    Slide 7 - Tekstslide

    Hoofdletters 
    1. Aan het begin van de zin.

    Vanavond eten we pizza.
      ‘s Avonds heb ik geen zin om mijn huiswerk te maken.
       12 november ben ik jarig.




    Slide 8 - Tekstslide

    Hoofdletters
    2. Namen van personen 
    Jan Jansen
    Janneke Jansen-Smit
    R. van der Vaart
    mevrouw Van der Heijden
    meneer De Vries

    Slide 9 - Tekstslide

    Hoofdletters
    3. Merknamen & namen van organisaties
    Nike
    Venco 
    het Rode Kruis
    een Shelltankstation

    Slide 10 - Tekstslide

    Hoofdletters
    4. Aardrijkskundige namen
    China 
    Bergeijk
    Noord-Holland
    de Rijn
    de Amerikaanse president
    een Italiaan

    Slide 11 - Tekstslide

    Hoofdletters
    5. feestdagen
    Kerstmis
    Suikerfeest 

    Pasen --> paaseitjes / paashaas
    Kerst --> kerstboom / kerstbal 

    Slide 12 - Tekstslide

    Leestekens
    punt - vraagteken - uitroepteken --> einde van de zin
    komma --> om een zin duidelijk te maken, hier neem je een pauze. Zet altijd een komma vóór omdat, want + maar! 
    dubbele punt --> vóór een opsomming of citaat
    aanhalingstekens --> citaat. Letterlijk opschrijven wat iemand zegt. 
    voorbeeld: Maartje vraagt: 'Hoe laat is het?'


    Slide 13 - Tekstslide

    Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
    A
    Namen van winkels
    B
    Familienamen
    C
    Namen van maanden
    D
    Namen van musea

    Slide 14 - Quizvraag

    Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
    A
    Namen van feestdagen
    B
    Namen van jaargetijden
    C
    Namen van personen
    D
    Namen van bedrijven

    Slide 15 - Quizvraag

    Neem de zin over en plaats waar nodig hoofdletters en leestekens:
    in december en januari was het steeds erg koud in nederland

    Slide 16 - Open vraag

    Neem de zin over en plaats waar nodig hoofdletters en leestekens:
    wij volgen de vakken engels wiskunde nederlands en aardrijkskunde

    Slide 17 - Open vraag

    Zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plek.

    wiskunde vind ik makkelijk maar ik had onvoldoende

    Slide 18 - Open vraag

    Plaats op de juiste plek in dit citaat de hoofdletter(s) en leestekens:
    de fietser riep kun je niet uitkijken

    Slide 19 - Open vraag

    Neem het citaat over en plaats de benodigde leestekens.
    Waar woon jij dan vroeg peter

    Slide 20 - Open vraag

    Aan de slag 

    Slide 21 - Tekstslide

    Volgende les 
    Meervouden 


    Huiswerk? 

    Slide 22 - Tekstslide