H5.2 Monniken en ridders

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

H5 'Mensen en regels'

 5.2 'Monniken en ridders'

Tijdvak 4: Monniken en ridders (500-1000)

Planning

• Herhaling 5.1
• Instructie / zelfstandig werken 5.2
• Aan de slag

Herhaling 5.1

Wie bedenken er nieuwe wetten in Nederland?

Wie moeten de nieuwe wetten goedkeuren?

Wie bedoelen we met 'de regering'?

Lesdoelen 5.2

• Je kunt uitleggen waarom Karel de Grote zijn Rijk verdeelde in graafschappen.

• Je kunt uitleggen waar Willibrord voor gezorgd heeft in Nederland.

• Je weet welke 3 groepen er in de tijd van de monniken en ridders bestonden.

• Je kunt de 4 plichten van de horigen noemen.

Monniken en ridders

Romeinse rijk in 500 n.chr.

Oost-Romeinse Rijk

West-Romeinse Rijk

Karel de Grote

Het Romeinse rijk werd binnen gevallen door verschillende volken.

Een van de volken die de macht overnamen waren de Franken onder leiding van Karel de Grote.

Edelen 

Omdat het rijk van Karel te groot is, verdeelt hij zijn rijk in graafschappen. 

De baas hiervan is een graaf. Hij heeft 2 taken:

• bijstaan met raad. (besturen graafschap en advies geven)
• bijstaan met daad. (zorgen voor ridders/soldaten)

Graven zijn van adel en worden edelen genoemd.

 

Christelijk

Karel wilde dat iedereen christelijk werd.

Monniken gingen vertellen over het Christendom.

Willibord was een belangrijke monnik.

Willibrord

• Hij leefde rond het jaar 730 in Nederland. 
  

• In de tijd van Willibrord geloofden veel mensen in verschillende goden. 
  

• Vanuit Utrecht reisde hij door Nederland om de mensen over Jezus Christus te vertellen.  
  

• Willibrord bekeerde veel mensen in Nederland tot het christendom. 
  

Geestelijken

Geestelijken: mensen die de hele dag met hun geloof bezig zijn.

2 soorten geestelijken: 

• Priesters (werken in de kerk en preken op zondag) 
  

• Monniken (mannen) en nonnen (vrouwen). Ze leven afgezonderd in een klooster en werken en bidden de hele dag).
  

Aan de slag

Maken:

•  In je boek maak je vanaf blz. 55 t/m 57 opdr. 1,3,5 en 6. Stuur een foto van je gemaakte werk. Kijk zelf na.

H5 'Mensen en regels' deel 2

 5.2 'Monniken en ridders'

Tijdvak 4: Monniken en ridders (500-1000)

De vorige keer..

• Je kunt uitleggen waarom Karel de Grote zijn Rijk verdeelde in graafschappen.

• Je kunt uitleggen waar Willibrord voor gezorgd heeft in Nederland.

Filmpje

https://schooltv.nl/video/high-speed-history-wie-was-karel-de-grote/#q=edelen%20karel%20de%20grote

Wat deden monniken ?

1. Land veroveren
2. Land verdedigen
3. Het geloof verkondigen

Waarom wilde Karel de Grote dat alle mensen zich tot het Christendom bekeerden?

1. Christenen dachten dat de keizer werd gekozen door god, dus luisterden ze beter
2. Hij kende geen andere geloven.

Wat zijn geestelijken?

1. Mensen die de hele dag met hun geloof bezig zijn. (monniken en priester)
2. allen monniken en nonnen
3. alleen priesters

Deze les..

Je weet wat een graaf was.

Je weet welke 3 groepen er in de tijd van de monniken en ridders bestonden.

 

Je kunt de 4 plichten van de horigen noemen.

Te groot rijk voor Karel

Graafschappen -> Kleine gebiedjes --> Graaf (leenman)

De graaf mag...

De baas spelen in zijn graafschap.

Dus.... straffen bepalen, bepalen hoeveel belasting de mensen aan hem moesten betalen.

De graaf moet...

Soldaten te paard (ridders) afstaan aan Karel de Grote.

De graaf = baas van graafschap

Graven worden ook wel edelen genoemd, alle samen = adel

 

De mensen die er woonden..

noemen we horigen. 

Zij moesten gehoorzamen aan hun heer (meestal een graaf).

 

Heren & horigen

De boeren gaven hun heer (meestal een graaf/edelman) een deel van de opbrengt van het land.

De heer gaf hen bescherming bij gevaar.

Heren en horigen

Horigen: boeren die weinig vrijheid kenden en ‘hoorden’ bij het land.

In ruil hiervoor kregen bescherming tegen gevaar. Dit was hun recht.

3 groepen

1. Edelen (de mensen van adel: graven, koningen e.d.)
2. Geestelijken (de mensen van de kerk: monniken, priesters)
3. Boeren en horigen

Groep 1 en 2 was maar een klein deel van de bevolking.

Aan de slag..

Maak in je werkboek opdr. 7 t/m 10 van blz. 58 en 59.