haben en sein

Was machen wir heute?
- oefenen voor pww
- plauderecke
- leesvaardigheid
doel: je weet de werkwoorden haben en zijn. Vergroten leesvaardigheid

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
- oefenen voor pww
- plauderecke
- leesvaardigheid
doel: je weet de werkwoorden haben en zijn. Vergroten leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de vertalingen naar elkaar toe:
wer?
warum?
wo?
wie? (duits)
was?
hoe?
wie?
wat?
waarom?
waar?

Slide 2 - Sleepvraag

ich ...
A
bin
B
ist
C
bist
D
seid

Slide 3 - Quizvraag

wir ...
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 4 - Quizvraag

er/sie/es ...
A
seid
B
sind
C
bin
D
ist

Slide 5 - Quizvraag

ihr ...
A
sind
B
seid
C
bist
D
ist

Slide 6 - Quizvraag

sie/Sie ...
A
seid
B
seid
C
ist
D
sind

Slide 7 - Quizvraag

Ich ... 30 Jahre alt.

Slide 8 - Open vraag

(Bent u) ... 60 Jahre alt, Frau Teller?

Slide 9 - Open vraag

Du ... sehr schön!

Slide 10 - Open vraag

(Het is) ... ein Haus.

Slide 11 - Open vraag

... ihr müde?

Slide 12 - Open vraag

ich
du
er
wir
ihr
sie /
Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
haben

Slide 13 - Sleepvraag

woorden die eindigen op -chen of -lein (zoals Büchlein) zijn vaak:
A
mannelijk - der
B
vrouwelijk - die
C
onzijdig - das

Slide 14 - Quizvraag

wat is de goede combinatie?
A
der Stier - eine Stier
B
der Stier - ein Stier
C
das Stier - ein Stier
D
das Stier - eine Stier

Slide 15 - Quizvraag

das-woorden zijn:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 16 - Quizvraag

die-woorden zijn:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 17 - Quizvraag

der-woorden zijn:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal 'Wie heißt du?
A
Heb je het heet?
B
Hoe heet je?
C
Wie ken je?

Slide 19 - Quizvraag

ein en kein betekent een en geen. Welke uitgang krijg je bij der-woorden?

Slide 20 - Open vraag

welke uitgang krijg je bij die-woorden (v) en die-woorden (mv)?

Slide 21 - Open vraag

die Frau/ (een)....... Frau
A
eine
B
een
C
ein
D
kein

Slide 22 - Quizvraag

Das Mädchen/ (een) ..........Mädchen
A
das
B
kein
C
eine
D
ein

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide