HO 1.4 Afronden van getallen

HO 1.4 Afronden van getallen
In dit hoofdstuk leer je wiskunde taal begrijpen en gebruiken.
* afrondingsregels
* Cashbetalingen afronden
* zinvol afronden

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

HO 1.4 Afronden van getallen
In dit hoofdstuk leer je wiskunde taal begrijpen en gebruiken.
* afrondingsregels
* Cashbetalingen afronden
* zinvol afronden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom?
Je kunt afronden op hele getallen of decimalen
* sneller uit te spreken
* sneller rekenen en schatten
* te veel cijfers achter de komma zijn weinig zinvol

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden ronde getallen deel 1
In een krant staat "Sponsorloop brengt 12 000 euro op." Dit hoeft niet precies 12 000 euro te zijn. Het kan ook € 12 114 zijn. Soms is het makkelijk om ronde getallen te gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

moeilijk betaalbaar
Makkelijker in te schatten bij aankoop meerdere stuks

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOE? Rond ik 1,75 af naar 1 of 2?
A
1
B
2

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

afronden naar 
beneden. (.. ,0)
vb:
6,2 rond je af op 6,0.
afronden naar 
het volgende hele getal.
vb:
6,5 rond je af op 7,0.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op eenheid:
15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kan afronden op elke rang van het getal.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op eenheid voorbeelden p12

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

afronden op 1 decimaal

86,73
A
86
B
87
C
86,7
D
86,8

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

afronden op 2 decimalen:
4,56734
A
4,56
B
4,6
C
4,567
D
4,57

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je het getal 87,3526118 afrond op 3 decimalen dan wordt het
A
87,3
B
87,4
C
87,352
D
87,353

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg tiende en één decimaal
Tienden
Bij tienden zie je één getal achter de komma.
Je noemt dit één decimaal






Zie je een voorbeeld hiervan?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg hondersten en twee decimalen
Honderdsten
Bij honderdsten zie je  twee getallen achter de komma.
Je noemt dit twee decimalen






Zie je een voorbeeld hiervan?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus:
Staat er 1 getal achter de komma?
Dan spreken we het ALTIJD uit als tienden
0,6 = 6 tienden

Staan er 2 getalen achter de komma?
Dan spreken we het uit ALTIJD als honderdsten
0,05 = 5 hondersten 0,16 = 16 hondersten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden ronde getallen 
Afronden grote getallen:
  • Afronden op bv. duizendtallen -> alles achter het duizendtal wordt 0.
  • Nieuwe getal eindigt op 3 nullen.
  • Kijk naar het cijfer van de honderdtallen en rond af naar boven of onder.
  • Dit geldt natuurlijk ook voor afronden op honderdtallen (2 nullen), tientallen  (1 nul) etc. .


Voorbeeld:
Rond 3 785 263 af op duizendtallen.
1. Kijk naar de honderdtallen -> 2.
2. 2 is kleiner dan 5, dus afronden naar beneden -> 3 785 000

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden afronden gehele getallen  p13

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond 478 126 af op tienduizendtallen
Denk aan de spaties!

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1432 af op honderdtallen
Denk aan de spaties!

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de winkel, bij cash betalingen, zit het afronden net iets anders in elkaar.
Hoeveel moet je betalen als het bedrag € 10,12 is?
A
€ 10
B
€11
C
€ 10,10
D
€ 10,15

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moet je betalen (cash) als het bedrag € 37,41 is?
A
€ 37,40
B
€ 37,45
C
€ 37
D
€ 38

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moet je betalen (cash) als het bedrag € 25,24 is?
A
€ 25,20
B
€ 25
C
€ 25,50
D
€ 25,25

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1 en 3 p15

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinvol afronden
120 leerlingen gaan op schoolkamp.
In elke bus passen 50 leerlingen.
Hoeveel bussen zijn er nodig?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 2 0 : 5 0 = 2 , 4

Maar...

Je kunt niet 2,4 bussen huren.
2,4 ligt tussen 2 en 3.
in 2 bussen passen niet alle leerlingen,
dus... er zijn 3 bussen nodig.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je de bewerking bij de berekening 2+2 = 4 ?
A
Optelling
B
Aftrekking
C
Vermenigvuldiging
D
Deling

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je het resultaat 4 van de berekening 2+2 = 4 ?
A
Som
B
Product
C
Verschil
D
Quotiënt

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je de bewerking bij de berekening 8 - 6 = 2 ?
A
Optelling
B
Aftrekking
C
Vermenigvuldiging
D
Deling

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je het resultaat 2 van de berekening 8 - 6 = 2 ?
A
Som
B
Product
C
Verschil
D
Quotiënt

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schat het antwoord:

2521 - 498 ≈
A
1500
B
2000
C
750
D
1900

Slide 34 - Quizvraag

Rond de getallen af: 2500 - 500 is makkelijk uit te rekenen.
Is schatten hetzelfde als gokken?
A
Ja, want het is hetzelfde
B
ja, want bij beide is het niet nauwkeurig
C
Nee , want bij schatten moet je ook rekenen
D
Nee, want bij gokken moet je rekenen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies