personal pronouns

Personal Pronouns
year 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Personal Pronouns
year 1

Slide 1 - Tekstslide

Personal Pronouns

(persoonlijke voornaamwoorden)

Slide 2 - Tekstslide

Personal pronouns 

Slide 3 - Tekstslide

Personal pronouns

Slide 4 - Woordweb

Maak deze zin af:
Personal pronouns...
A
vertellen iets over de uitspraak van woorden
B
verwijzen naar mensen dieren of dingen
C
verwijzen nooit naar dieren of dingen
D
gebruik je om bezit aan te geven

Slide 5 - Quizvraag

Personal Pronouns
timer
1:00
I
You
She
We
You
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij/ze
Ik
Jullie
Hij
Zij
Het

Slide 6 - Sleepvraag

Which of these words is a personal pronoun?
A
Orange
B
you
C
car
D
blue

Slide 7 - Quizvraag

Pick a personal pronoun:
... is cold outside.
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 8 - Quizvraag

A personal pronoun:
.... are very good friends. (wij)
A
us
B
they
C
you
D
we

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste personal pronoun

..... is sitting in the garden
A
Her
B
Him
C
She
D
I

Slide 10 - Quizvraag

Choose the correct personal pronoun:

_____ is from London. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
her

Slide 11 - Quizvraag

A personal pronoun:
... are from Curacao. (zij)
A
them
B
they
C
he
D
we

Slide 12 - Quizvraag

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 13 - Quizvraag

A personal pronoun:
I like ...... (haar)


A
she
B
I
C
her
D
us

Slide 14 - Quizvraag

A personal pronoun:
My brother is nice. ..... is 26 years old.
A
you
B
she
C
he
D
him

Slide 15 - Quizvraag

Welke Personal Pronoun kan je als vervanging gebruiken?
They
She
He
It
We
Sister
Boy
School
Dad
Cars
Emily & Jack
Bike
Sophia and I
Parents
Teacher

Slide 16 - Sleepvraag

She-He-It
They
We
You
You and Tom
You and me
My family
That book
My brother and I
John and Diana
His parents
You and your team
Elisabeth
My uncle

Slide 17 - Sleepvraag

Match de blauwe personal pronouns met de juiste vorm van het werkwoord to be (in het rood)
am
are
is
I
You
He/she/it
We/You/they

Slide 18 - Sleepvraag

Personal pronouns

Slide 19 - Tekstslide