Rekenen met breuken

Rekenen met breuken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Rekenen met breuken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je breuken optellen en aftrekken. Je kunt ze gelijknamig maken. Je kunt breuken met een heel getal vermenigvuldigen. En je kunt de helen uit een breuk halen.

Slide 2 - Tekstslide

Optellen en aftrekken bij breuken met een gelijke noemer
  • Als de noemers gelijk zijn kun je de tellers bij elkaar optellen
  • En ook van elkaar aftrekken

Voorbeeld: 
73
+
72
=
75
97
95
92
-

Slide 3 - Tekstslide

Welk cijfer hoort er op de puntjes?

52
+
52
=
5..

Slide 4 - Open vraag

Noemers niet gelijk dan...
Moet je de noemers eerst gelijknamig maken.
Het makkelijkste is om de noemers met elkaar te vermenigvuldigen. Dat getal is dan de nieuwe noemer.
Maar: dan moet de tellers ook vermenigvuldigen! Zodat de breuk uiteindelijk wel hetzelfde blijft.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat wordt de noemer als je breuken gelijknamig maakt?
41
+
87
=
A
16
B
12
C
32
D
24

Slide 7 - Quizvraag

Wat wordt de som als je breuken gelijknamig hebt gemaakt?
41
+
87
=
A
3236
B
128
C
327
D
248

Slide 8 - Quizvraag

Helen uit een breuk halen
Bij de vorige opgave was de uitkomst
 
Je ziet dat de teller groter is dan de noemer. De breuk moet je vereenvoudigen.
Die 32 kan ik uit de 36 halen en dan blijven er 4 over.
Dat ziet er dan zo uit: 

De teller en noemer van "vier tweeendertigste" kan ik allebei delen door 4.
Dan wordt de teller 4:4 =1 en de noemer 32:4=8 ofwel 
3236
3232
+
324
=
324
1
81
3236
=
1
81

Slide 9 - Tekstslide

Je koopt een kilo snoep en kilo knoflook. Hoeveel kilo weegt dit bij elkaar?
21
43
A
1 ¼
B
1 ½

Slide 10 - Quizvraag

Breuken vermenigvuldigen
Hoe reken je uit?
3 x

Kijk maar eens naar de volgende video. 
73
=

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat is het goede antwoord?

85
=  
3 x 

Slide 13 - Open vraag

Wat is het goede antwoord?

75
=  
4 x 

Slide 14 - Open vraag

Denk een momentje na of
je nog vragen hebt?

Slide 15 - Tekstslide

Welke vragen over deze les
heb je nog?
timer
2:00

Slide 16 - Open vraag