Persoonlijk voornaamwoord EB

Welkom in deze les!




Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





 

telefoon in de tas                
                                     
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom in deze les!




Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





 

telefoon in de tas                
                                     

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Wanneer gebruik je: ik - me                je - je                u - u
                                          ze - haar           hij - hem                    
                                          we - ons           jullie - jullie     ze - ze







Slide 2 - Tekstslide

Kun jij een voorbeeld geven van een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 3 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord
Marina zingt een lied.
Zij houdt van zingen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat ga jij leren?
Ik ga leren dat er in elke zin één of meerdere persoonlijke voornaamwoorden staan.
Zoals:
ik,  je,  jij,  jou,  me, mij, u, hij, zij, het,  we, wij, ons, jullie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Waar staat het persoonlijke voornaamwoord
Olha  heeft vandaag een spreekstoets. Ze praat met haar leraar. Hij stelt moeilijk vragen. Olha kan ze niet allemaal beantwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zinnen?

Slide 10 - Open vraag

Naar wie of wat verwijst het persoonlijk voornaamwoord??

Slide 11 - Open vraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zinnen?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Naar wie of wat verwijst het persoonlijk voornaamwoord??

Slide 15 - Open vraag


Welk woord verwijst naar een persoon zonder hem bij zijn naam te noemen

Slide 16 - Open vraag


Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 17 - Open vraag

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een persoon (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam

Teun verzint een raadsel.
Hij vertelt het raadsel aan zijn klas.


Slide 18 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een ding (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam

Lisa heeft dit boek gekregen.
Zij heeft het nog niet gelezen.


Slide 19 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?




Een persoonlijk voornaamwoord 'wijst' naar een dier (in de zin).
Een persoonlijk voornaamwoord kan je vervangen door een naam

De hond  heeft  een bot gekregen.
Hij eet het bot lekker op.


Slide 20 - Tekstslide

Een voorbeeld:
De persoonlijke voornaamwoorden zijn onderstreept:

“Wil je dat ik aan jouw tafel kom zitten?”

De persoonlijke voornaamwoorden vervangen we nu door namen van personen:
“Wil Tia dat Juanita aan jouw tafel komt zitten?”


Slide 21 - Tekstslide

nog een voorbeeld:
“Die boom is niet van ons, maar van jullie! Vraag maar aan hen!” 

Deze onderstreepte persoonlijke voornaamwoorden lijken allemaal bezittelijk voornaamwoorden maar zijn het niet. 
Waarom niet?



Slide 22 - Tekstslide


Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 23 - Open vraag


Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 24 - Open vraag


Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 25 - Open vraag


Schrijf de twee persoonlijke voornaamwoorden op.

Slide 26 - Open vraag

Ik versta je niet.
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?

Hoe weet je dat?


Slide 27 - Tekstslide

Ik ga het morgen repareren.
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?

Hoe weet je dat?


Slide 28 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
hond
C
huis
D
schaar

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord.. ''Heeft de bakker jou wisselgeld gegeven?''
A
De bakker
B
Jou
C
Wisselgeld
D
Heeft gegeven

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin...
''Ik woon in een rijtjeshuis''.
A
Ik woon
B
Een rijtjeshuis
C
Ik
D
in

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin...
''Dit huis is niet verkocht. Niemand wil het kopen''.
A
Dit
B
niemand
C
het
D
kopen

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Link

even oefenen
Maak de volgende oefeningen:
Disk: Grammatica
7.4 zin 3,5,6,7,8


Klaar? Stillezen

Slide 35 - Tekstslide