6.1 kwadrateren
1 / 32
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat betekent "kwadrateren"?
A
De wortel van een getal nemen.
B
Een getal in het kwadraat zetten.
Slide 13 - Quizvraag
Kwadrateren is dus:
A
Een getal vermenigvuldigen met 2
B
Worteltrekken
C
Een getal vermenigvuldigen met zichzelf
D
halveren
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het kwadraat van 4?
A
12
B
36
C
24
D
16
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het kwadraat van 5?
A
12
B
36
C
25
D
16
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het kwadraat van 6?
A
12
B
36
C
24
D
6
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het omgekeerde van kwadrateren?
A
vermenigvuldigen
B
worteltrekken
C
delen
D
optellen
Slide 18 - Quizvraag
wat is de juiste rekenvolgorde?
A
haakjes,
vermenigvuldigen, kwadrateren, optellen
B
haakjes, optellen, kwadrateren, vermenigvuldigen
C
haakjes, kwadrateren
vermenigvuldigen, optellen
D
kwadrateren, haakjes vermenigvuldigen, optellen
