De wet van de superpositie werd voor het eerst voorgesteld in de 17de eeuw door de Deense wetenschapper Nicolaus Steno.
"De lagen in de bodem zijn zo gerangschikt dat de oudste lagen onderop liggen, en de jongste lagen boven, tenzij een later proces deze volgorde heeft verstoord."
Slide 15 - Tekstslide
Op de volgende slides zullen we volgende verschijnselen bespreken:
Oorspronkelijke horizontaliteit
Plooien
Breuken
Verwering en erosie
Discordantie
Inclusie
Intrusie
Contactmetamorfisme
Slide 16 - Tekstslide
Oorspronkelijke horizontaliteit
Slide 17 - Tekstslide
Oorspronkelijke horizontaliteit
Zoals jullie vorige week gezien hebben, vormen sedimentaire gesteenten gelaagde structuren. Dit komt omdat sedimentaire gesteenten in oceanen en meren als horizontale lagen worden afgezet.
Slide 18 - Tekstslide
Door de enorme krachten die platentektoniek en isostatische bewegingen van de lithosfeer met zich mee brengen, wordt de oorspronkelijke horizontaliteit van de afgezette lagen aangetast.
Dit veroorzaakt plooien en breuken.
Slide 19 - Tekstslide
Plooien kunnen heel eenvoudig zijn (simpele U- of A- vorm) ...
U-vorm (syncline)
A-vorm (anticline)
Slide 20 - Tekstslide
... of heel complex, waarbij de plooi zelfs kan overplooien en ondersteboven komt te liggen.
Slide 21 - Tekstslide
Bij breuken heb je opschuivingen, afschuivingen en horizontaalbreuken.
Opschuiving
Afschuiving
Slide 22 - Tekstslide
Vorige week zagen jullie wat verwering en erosie is. Beschrijf in je eigen woorden de verschillende soorten verwering en wat het verschil tussen verwering en erosie is.
Slide 23 - Open vraag
Laterale vervolgbaarheid: na verwering en erosie zijn dezelfde lagen nog altijd vervolgbaar.
Slide 24 - Tekstslide
Als het gesteente, na een lange tijd blootgesteld te zijn aan verwering en erosie, opnieuw bedekt wordt met sediment, ontstaat een discordantie.
Slide 25 - Tekstslide
Een discordantie kan je vaak mooi herkennen in het landschap.
Slide 26 - Tekstslide
De verweringsproducten van ouder gesteente, zoals rotsblokken, keien, enz., worden opnieuw bedekt met nieuwe sedimentair gesteente. Dit noemen we een inclusie.
Slide 27 - Tekstslide
Heet magma uit de diepere delen van de aarde baant zich soms een weg doorheen de sedimentaire gesteenten (door de barsten en de breuken), om daarna te stollen, in de diepte of aan de oppervlakte. Dit noemen we een intrusie.
Slide 28 - Tekstslide
Intrusies komen horizontaal, verticaal en diagonaal voor, en kan je ook goed herkennen in het landschap.
Slide 29 - Tekstslide
Soms verweren alle gesteenten rond de intrusie, en blijft de intrusie eenzaam in het landschap staan. Zoals hier bij de Devil’s Tower in Wyoming, USA.
Slide 30 - Tekstslide
Bij een intrusie ontstaat door de hoge temperaturen vaak contactmetamorfisme. Het gesteente rond de intrusie verandert dan van samenstelling
Slide 31 - Tekstslide
Eventjes herhalen: sleep de juiste naam naar de juiste foto.
Plooi
Discordantie
Breuk
Intrusie
Slide 32 - Sleepvraag
Basisregels superpositie
De oudste lagen liggen onderaan.
De jongste lagen liggen bovenaan.
Een laag die doorkruist wordt is ouder.
Een laag die doorkruist is jonger.
Slide 33 - Tekstslide
Bestudeer goed deze figuur, op de volgende slide krijg je hier een vraag over.
Je vindt deze figuur ook in je cursus op p46.
Slide 34 - Tekstslide
Welke bewering is juist?
A
De intrusie is ouder dan de breuk.
B
De intrusie is jonger dan de breuk.
Slide 35 - Quizvraag
Bestudeer goed deze figuur, op de volgende twee slides krijg je hier een vraag over.
Je vindt deze figuur ook in je cursus op p46.
Slide 36 - Tekstslide
Hoeveel verschillende intrusies zijn er te zien op deze figuur?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 37 - Quizvraag
Beschrijf zo goed mogelijk de volgorde van de processen die hebben plaatsgevonden in de figuur op de vorige slide (vb. laag A wordt afgezet, er vindt verwering en erosie plaats, breuk, discordantie, intrusie C gebeurt, enz.)
Slide 38 - Open vraag
Goed gewerkt!!
Nu ben je een echte landschapsdetective geworden!
Slide 39 - Tekstslide
Je weet nu wat superpositie is. Nu bekijken we nog even het tweede principe dat belangrijk is voor relatieve datering, namelijk de organische evolutie of de biologische organisatiegraad van organismen.
Of met andere woorden, het voorkomen van verschillende soorten fossielen in gesteentelagen.
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Fossielen zijn resten van levende organismen (zowel dieren als planten), die geconserveerd (bewaard) zijn in gesteente.
Slide 42 - Tekstslide
Wat zou men allemaal kunnen leren uit fossielen?
Slide 43 - Open vraag
Paleontologie (studie van fossielen) leert ons inderdaad heel wat:
Hoe dieren en planten er vroeger uitzagen
Hoe dieren zich voortbewegen (vb. op 2 of 4 poten) (fossiele voetstappen)
Hoe dieren vroeger leefden (vb. alleen of in groepen)
Wat dieren vroeger aten (vb. fossiel van een grote vis die een kleine vis opeet)
Enz.
Maar het belangrijkste wat fossielen ons kunnen leren, is hoe dieren en planten geëvolueerd zijn tot onze huidige fauna en flora.
Als je meer wil weten over fossielen en hoe fossielen gevormd worden, kan je het filmpje op de volgende slide bekijken.
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Doorheen de geologische geschiedenis is de maximale organisatiegraad van planten en dieren geleidelijk toegenoemen.
Planten en dieren werden met andere woorden steeds maar complexer (van eenvoudige eencelligen naar de complexe dieren en planten die we nu kennen).
Slide 46 - Tekstslide
De complexiteit van de gevonden fossielen is een belangrijke indicatie voor de ouderdom van de laag waarin ze worden gevonden.
Hoe minder complex het fossiel, hoe ouder de laag;
en hoe complexer het fossiel, hoe jonger de laag.
Slide 47 - Tekstslide
Sommige fossielen zijn beter bruikbaar dan anderen voor de datering van gesteentelagen.
Dit noemt men gidsfossielen (zoals vb. trilobieten en ammonieten).
Trilobiet
Ammoniet
Een goed gidsfossiel is:
Makkelijk identificeerbaar
Afkomstig van een dier- of plantensoort die een grote verspreiding kende gedurende een korte periode.
Slide 48 - Tekstslide
Lagen die dezelfde gidsfossielen bevatten, zijn dus in dezelfde periode afgezet.
Hoe korter een bepaalde soort geleefd heeft, hoe preciezer een gesteentelaag kan gedateerd worden aan de hand van het gidsfossiel.
Trilobiet
Ammoniet
Slide 49 - Tekstslide
Geologische tijdschaal
Slide 50 - Tekstslide
De geologische tijdschaal is een tabel die chronologisch de opeenvolging van de geologische perioden aangeeft, en de geologische gesteentelagen die daarmee samenhangen.
Deze tabel wordt elk jaar aangepast naarmate nieuwe ontdekkingen gedaan worden.
Slide 51 - Tekstslide
De geologische tijdschaal is ingedeeld in grotere en kleinere periodes: Eon, Era, Periode, Epoch.
Sleep de juiste naam naar het juiste nummer.
Eon waarin wij leven.
Era waarin wij leven.
Periode waarin wij leven.
Epoch waarin wij leven.
Kwartair
Cenozoïcum
Holoceen
Fanerozoïcum
Slide 52 - Sleepvraag
De grote grenzen op de geologische tijdschaal komen overeen met belangrijke biologische veranderingen, zoals periodes van massale uitsterving en het ontstaan van nieuwe soorten.
Het wereldwijd massaal uitsterven van vele soorten organismen in een relatief korte tijdsduur wordt een massa-extinctie genoemd. Tot nu toe zijn er al 5 zo'n massa-extincties geweest doorheen de geologische tijd.
Slide 53 - Tekstslide
Naast de biologische veranderingen hebben er ook verschillende tektonische veranderingen plaatsgevonden doorheen de geologische geschiedenis (denk aan de lessen platentektoniek).
Een belangrijk begrip daarbij is orogenese of plooiingsfase. Periode in de geologische geschiedenis waarbij delen van de aardkorst intensieve plooiing ondergingen door de botsing van twee continentale platen. Er zijn drie belangrijke plooiingsfases geweest.
Slide 54 - Tekstslide
Zo, nu zijn we klaar om een reis doorheen de tijd te maken!
We keren terug naar de oorsprong van het leven, en reizen langzaam terug naar het nu.
Onderweg bezoeken we enkele belangrijke gebeurtenissen uit de geologische geschiedenis.
Slide 55 - Tekstslide
Kijktip: Documentaire "David Attenborough's First Life" (hierboven kan je de trailer bekijken)
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Slide 58 - Tekstslide
Slide 59 - Tekstslide
Slide 60 - Tekstslide
Slide 61 - Tekstslide
Slide 62 - Tekstslide
Tot welk paleocontinent die betrokken was bij de Caledonische orogenese behoorde België?
A
Laurentia
B
Baltica
C
Avalonia
Slide 63 - Quizvraag
Slide 64 - Tekstslide
Slide 65 - Tekstslide
Slide 66 - Tekstslide
Tijdens de Hercynische orogenese ontstond het supercontinent Pangea.
Slide 67 - Tekstslide
Slide 68 - Tekstslide
Slide 69 - Tekstslide
Slide 70 - Tekstslide
Het Mesozoïcum was het tijdperk van de dinosaurussen. Vooral tijdens het Jura kenden de dinosaurussen een enorme bloeiperiode (vandaar de naam "Jurassic Park". Tijdens het Mesozoïcum verschenen ook de eerste zoogdieren.
Slide 71 - Tekstslide
Slide 72 - Tekstslide
Slide 73 - Tekstslide
Slide 74 - Tekstslide
Slide 75 - Tekstslide
Slide 76 - Tekstslide
Slide 77 - Tekstslide
Slide 78 - Tekstslide
Als we nu de leeftijd van de aarde als een klok van 24 uur zien, met om 00:00 de vorming van de aarde.
Rond 3:15 ontstaat het eerste leven.
Rond 21:15 begint de Cambrische explosie.
Rond 22:50 verschijnen de eerste dinosaurussen.
En pas om 20 seconden voor middernacht verschijnt de mens...
Slide 79 - Tekstslide
Sinds 8000 voor Christus is er een uitstervingsgolf begonnen die rechtstreeks aan de mens kan worden gelinkt. Alleen al in de afgelopen 500 jaar is volgens berekeningen van de IUCN 22% van de zoogdieren, 14% van de vogels, 9% van de reptielen, 31% van de amfibieën en 28% van de vissoorten uitgestorven.
Wetenschappers zien daarin voortekenen van een zesde massa-extinctie...
De mens is dus nog helemaal niet zo lang op aarde, maar toch hebben we al serieus onze stempel gedrukt op onze planeet en al zijn bewoners.
Slide 80 - Tekstslide
Met de interactieve tool EarthViewer kan je nu zelf nog de geologische geschiedenis verder ontdekken.