W43

Semana 43
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBasisschoolMiddelbare schoolhavoGroep 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Semana 43

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Hoy es miércoles
  • Bienvenida - 5 min
  • Repaso - 10 min
  • Quizlet - 15 min
  • SER - 15 min
  • Tener - 15 min
  • Blooket - 7 min

Doel:  Aan het eind van deze les: 
  • ken ik nieuwe woordjes/ zinnen
  • kan ik een tekst lezen
  • leer ik de kleuren in het Spaans
  • kan ik tellen tot 50

Slide 2 - Tekstslide

¿Cómo te sientes?

Ik voel me = Me siento........

Triste              Mas o menos                   Contento                 Bravo                         

Slide 3 - Tekstslide

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Hoy es _______, ____________ de__________

Slide 4 - Tekstslide

Proefwerk
Week 46 Hoofdstuk 1

over 3 weken

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Regels bij de getallen

  1. Ken de eerste 20 getallen uit je hoofd!
  2. Ken de ronde getallen 10, 20, 30 etc.
  3. Tussen 16 -29 : aan elkaar schrijven met i 
  4. >> diecinueve, veinticinco
  5. Tussen 31 -99 : los geschreven met een y
  6.  >> treinta y cinco, noventa y tres

Slide 7 - Tekstslide

RepasoHerhaling
.

Slide 8 - Tekstslide

Dictee
Schrijf de volgende 10 getallen op papier

Slide 9 - Tekstslide

Los números
  1. 3
  2. 7
  3. 10
  4. 15
  5. 23
  6. 30
  7. 38
  8. 40
  9. 43
  10. 50

Slide 10 - Tekstslide

Wat is dertig?
A
setenta
B
quarenta
C
treinta
D
cinquenta

Slide 11 - Quizvraag

Wat is cuarenta?
A
60
B
20
C
80
D
40

Slide 12 - Quizvraag

Match the words with the colors
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 13 - Sleepvraag

¿Cuál es tu color favorito?
Wat is je lievelingskleur?

Slide 14 - Open vraag

Un poquito más difícil...
Ietsjes moeilijker

Slide 15 - Tekstslide

¿De qué color es la vaca?
A
Blanco y marrón
B
Blanco y verde
C
Blanco y azul
D
Blanco y negro

Slide 16 - Quizvraag

¿De qué color es el sol
A
rojo
B
amarillo
C
blanco
D
lila

Slide 17 - Quizvraag

De qué color es el caballo?
A
marrón
B
verde
C
blanco
D
negro

Slide 18 - Quizvraag

Los colores de la bandera holandesa son:

Slide 19 - Open vraag

Los colores de la bandera venezolana son:

Slide 20 - Open vraag

Los colores de la bandera argentina son:

Slide 21 - Open vraag

Los colores de lan bandera mexicana son:

Slide 22 - Open vraag

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet
Link staat in studiewijzer of hier

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift
(Achter in je boek)

Gamen= laptop dicht en in je tas



timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Los pronombres personales

Slide 24 - Tekstslide

Twee werkwoorden
Tegenwoordige tijd = Presente 

zijn en hebben

(ser y tener)


Slide 25 - Tekstslide

Het werkwoord SER
Wat betekent ser ?
Hoe vervoeg je ser ?
Wanneer/hoe kun je ser gebruiken?

Slide 26 - Tekstslide

Ser
     Ser = zijn    Onregelmatige werkwoord                   



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Soy
Eres
Es
Somos
Sois
Son
Spaans= geen persoonlijke voornaamwoord. staat al in de vervoeging!

Slide 27 - Tekstslide

Ser
wat/wie
Soy Maria / Mi padre es profesor
hoe/karakter (permanente eigenschappen)
Juan ES inteligente y alto

Slide 28 - Tekstslide

Ser: Zijn
Ser: Zijn
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
soy
 eres
 es
 somos
sois
son

Slide 29 - Sleepvraag

(Yo) _____ francesa
A
eres
B
es
C
soy
D
sos

Slide 30 - Quizvraag

Mi madre ____ graciosa
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 31 - Quizvraag

Mi hermano ______ inteligente
A
es
B
soy
C
eres
D
son

Slide 32 - Quizvraag

Mis amigos John y Lewis
_____ italianos
A
soy
B
sois
C
eres
D
son

Slide 33 - Quizvraag

Chicos, ¿vosotros ____ españoles?
A
son
B
somos
C
sois
D
eres

Slide 34 - Quizvraag

¡Hola! yo __________(ser) Francis. 
Él ___________ (ser) español. 
Ana y Carlos _______________(ser) amigos. 
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 35 - Sleepvraag

Het werkwoord TENER
  1. Wat betekent tener?
  2. Hoe vervoeg je tener?
  3. Wanneer/hoe kun je tener gebruiken?

Slide 36 - Tekstslide

Tener
Tener = hebben                                                      Edad = Leeftijd

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 37 - Tekstslide

Tener:hebben
Tener: hebben
Yo
Él, ella, usted
 Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 38 - Sleepvraag

TENER (Yo) _____ 13 años
A
tienes
B
tiene
C
tengo
D
tenéis

Slide 39 - Quizvraag

Mi hermana _____ ocho años
A
tienen
B
tienes
C
tengo
D
tiene

Slide 40 - Quizvraag

Mis padres _____ cuarenta años
A
tienen
B
tengo
C
tenemos
D
tiene

Slide 41 - Quizvraag

(Yo)_____ un perro, se llama Lassie
A
tienes
B
tenemos
C
tengo
D
tienen

Slide 42 - Quizvraag

Mi amigo ______ una casa grande
A
tenéis
B
tienes
C
tienen
D
tiene

Slide 43 - Quizvraag

Ellos .............
A
tiene
B
tienen
C
tenemos
D
tenéis

Slide 44 - Quizvraag

Nosotros ...............
A
tenéis
B
tienen
C
tenemos
D
tengo

Slide 45 - Quizvraag

Manuel y tú .................
A
tenemos
B
tienen
C
tenemos
D
tenéis

Slide 46 - Quizvraag

Los verbos ser y tener
yo
soy
tengo
eres
tienes
él/ella/usted
es
tiene
nosotros
somos
tenemos
vosotros
sois
tenéis
ellos/ellas/ustedes
son
tienen
ser = zijn
tener = hebben

Slide 47 - Tekstslide

¡A trabajar!
Opdracht (ejercicio) 10 blz 22 & 11 blz 23

Plan agenda (deberes = huiswerk): 
10 blz 22 & 11 blz 23
timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide

Blooket

Slide 49 - Tekstslide



Ik kan de werkwoorden "ser" en " "tener" goed vervoegen in het Spaans
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 50 - Poll

FIN DE LA CLASE

Slide 51 - Tekstslide