9.1 Zouten herkennen

9.1 Zouten herkennen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

9.1 Zouten herkennen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische geleiding
Welke


Welke stoffen geleiden elektriciteit??

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoffen:
  • Moleculaire stoffen
    geleiden nooit 
  • Zouten
    geleiden alleen in vloeibare fase 
  • Metalen
    geleiden altijd 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een stof geleidt als:
er geladen deeltjes zijn EN deze geladen deeltjes vrij kunnen bewegen

  • zouten bestaan uit metaal-deeltjes en niet-metaal-deeltjes
  • deze deeltjes hebben een lading
  • een vast zout geleidt niet, maar wanneer je het zout oplost, komen de deeltjes vrij en geleidt het dus wel

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moleculaire stoffen:
niet-metalen
geleiden nooit

Zouten:
metaal + niet-metaal
geleiden in vloeibare fase

Metalen:
alleen metalen
geleiden altijd

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NaCl
A
Moleculaire stof
B
Zout
C
Metaal

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

CO2
A
Moleculaire stof
B
Zout
C
Metaal

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Al2O3
A
Moleculaire stof
B
Zout
C
Metaal

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ca
A
Moleculaire stof
B
Zout
C
Metaal

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C6H12O6
A
Moleculaire stof
B
Zout
C
Metaal

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ca(OH)2
A
Moleculaire stof
B
Zout
C
Metaal

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ZOUTEN
Bekende zouten:
Keukenzout (triviale naam)
Natriumchloride (rationale naam)
NaCl (s) (verhoudingsformule)

Soda (triviale naam)
Natriumcarbonaat (rationele naam)
Na2CO3 (s)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlamkleuring
Binas: 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZOUTEN
Zouten bestaan uit geladen deeltjes. Deze noemen we ionen.

Zouten zijn opgebouwd uit:
  • Positief geladen metaal-ionen EN
  • Negatief geladen niet-metaal ionen

Slide 14 - Tekstslide

Denk aan ionenwisselaar
ZOUTEN

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZOUTEN
Ionrooster

Slide 16 - Tekstslide

In de vaste fase kunnen de ionen niet bewegen, maar in de vloeibare fase wel

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw Zouten:
Metaal-ionen: 
  • positief geladen.
  • meesten lading 2+
  • één samengesteld: NH4+ (ammonium)
  • ijzer 2+ of 3+
  • lading in naam aangeven met romeinse cijfers ( 3+  =  III )

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw Zouten:
Niet-metaal-ionen: 
  • negatief geladen.
  • naam enkelvoudige ionen eindigen op  -ide
  • veel samengesteld: namen uit je hoofd kennen)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je hoeveel lading een ion heeft?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZOUTEN
MgCl2
Magnesium-ionen (metaal)
Chloride-ionen 
(niet-metaal)
Magnesiumchloride

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

naamgeving zouten: 

  • van sommige metaalionen bestaan meerdere varianten
  • met een romeinscijfer geef je de lading van het metaalion aan.  
  • ijzer(III)chloride =FeCl3                          en  ijzer(II)sulfaat = Fe(SO4)

  • mangaan(IV)oxide=MnO2                           mangaan(II)chloride =MnCl2

  • kwik(II)sulfide=HgS      
positief metaal- of ammonium(NH4-)ion, gevolgd door het negatieve ion

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellen formule van zouten:
Een zout is een combinatie van positieve (metaal) ionen en negatieve (niet-metaal) ionen.
Om de formule op te stellen moet je de juiste symbolen , de juiste lading en de juiste verhouding gebruiken.
bijv magnesiumchloride wordt MgCl2
op de volgende sheet staat het stappenplan

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 1:

  1. magnesiumchloride
  2.       Mg2+       Cl-     
  3.         2+             1-
  4.          1       :        2                                                                    
  5.   ( Mg2+ ) 1    ( Cl )                                                       
  6.    Mg2+ ( Cl- )2
  7.   Mg Cl 2

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 2:

  1. aluminiumsulfaat
  2.       Al3+       SO42-     
  3.         3+             2-
  4.         2       :       3                                                                    
  5.   ( Al3+ )2    ( SO42-  )3                                                     
  6.    Al3+ 2        ( SO42- )3  
  7.    Al2 ( SO42- )3  

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 3:

  1. ijzer(III)fosfaat
  2.       Fe3+       PO43-     
  3.         3+             3-
  4.         1       :      1                                                                    
  5.   ( Fe3+ )1    ( PO43-  )                                                    
  6.    Fe3+          (PO43- 
  7.          Fe  PO4  

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van natriumchloride ?
A
2 Na Cl
B
Na2 Cl
C
Na Cl2
D
Na Cl

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van kaliumoxide ?
A
K2 O2
B
K2 O
C
K O2
D
K O

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van nikkeljodide ?
A
Sn2 I2
B
Sn2 I
C
Sn I2
D
Sn I

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van zinkhydroxide ?
A
Zn2 (OH)2
B
Zn2 OH
C
Zn (OH)2
D
Zn OH

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van lood (IV) oxide ?
A
Pb2 O2
B
Pb2 O
C
Pb O2
D
Pb O

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van ijzer (III) nitraat ?
A
Fe2 (NO3)2
B
Fe (NO3)3
C
Fe (NO3)2
D
Fe NO3

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste verhoudingsformule van calciumfosfaat ?
A
Ca3 (PO4)2
B
Ca (PO4)3
C
Ca2 (PO4)3
D
Ca3 PO42

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aantekening

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies