H2 - Spelling, paragraaf 11 (persoonsvorm in samengestelde zinnen)
Spelling werkwoorden
Paragraaf 11 (persoonsvorm in samengestelde zinnen)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Spelling werkwoorden
Paragraaf 11 (persoonsvorm in samengestelde zinnen)
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Werkwoordspelling
Je kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.
Slide 2 - Tekstslide
Op het schoolplein dansten de leerlingen tot laat in de avond.
Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvorm als je de zin vragend maakt?
Slide 3 - Woordweb
De scooter van Isam werd gestolen, toen hij een broodje kocht.
Lees onderstaande zin. Wat gebeurt er met de persoonsvorm als je de zin vragend maakt?
Slide 4 - Woordweb
Theorie
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm.
Voorbeeld: Op het schoolplein dansten (pv) de leerlingen tot laat in de avond.
Een samengestelde zin is een zin met meer persoonsvormen.
Voorbeeld: De scooter van Isam werd(pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).
Slide 5 - Tekstslide
Zo vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen:
Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen. De werkwoorden waarbij dat kan, zijn persoonsvormen.
De andere werkwoorden zijn infinitief (hele werkwoord), voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.
Dus de zin vragend maken kan NIET! Je vindt dan maar één persoonsvorm.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
– De gemeenteraad heeftbesloten dat de kleine dorpsschoolwordtopgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen.
– De gemeenteraad had besloten dat de kleine dorpsschool werd opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zou teruglopen.
De werkwoorden heeft, wordt en zal kun je van tijd veranderen en zijn dus persoonsvormen.
Besloten, opgeheven en teruglopen kun je niet van tijd veranderen en zijn dus geen persoonsvormen: besloten en opgeheven zijn voltooide deelwoorden en teruglopen is een infinitief.
Slide 7 - Tekstslide
Samen oefenen
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Heb je het appje dat Floris gestuurd heeft, wel gelezen?
A
1
B
2
C
3
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Max' boodschap kun je niet verkeerd hebben begrepen, want die was erg duidelijk!
A
1
B
2
C
3
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
1
B
2
C
3
Slide 13 - Quizvraag
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Als je hard leert, ga je over naar de derde en dan krijg je een nieuwe spelcomputer.
A
1
B
2
C
3
Slide 14 - Quizvraag
Belangrijke afkortingen
afkorting
voorbeeld
pvtt = persoonsvorm tegenwoordige tijd
Annie zingt een liedje.
pvvt = persoonsvorm verleden tijd
Annie zong een liedje.
vd = voltooid deelwoord
Annie heeft een liedje gezongen.
od = onvoltooid deelwoord
Annie gaat zingend naar school.
inf = infinitief (hele werkwoord)
Annie wil een liedje zingen.
bn = bijvoeglijk naamwoord
Het gezongen liedje.
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag!
Spelling, paragraaf 11 (pv in samengestelde zinnen)