het is vreemd dat jullie … geven, … dat jullie … willen
het was nodig dat hij het koor bekostigde
Slide 24 - Tekstslide
C. Bijwoord
1 a ἀεί r. 8, 16
οὔπω r. 9, 12
ἤδη r. 11
ἔτι r. 15
νῦν r. 16, 17
τότε r. 17
1 b a bijwoord b bijvoeglijk naamwoord
Slide 25 - Tekstslide
6.A Συμβουλή
1 a op het feit dat de aangeklaagde paardrijdt, en dat hij een vak uitoefent
b nee, hij trekt ook de conclusies dat de aangeklaagde dus niet invalide is en dat hij de uitkering niet nodig heeft voor zijn levensonderhoud
2 a ptc. praes. act., acc. ev mnl.
b bijvoorbeeld: hij zag me bestijgen; hij zag dat ik besteeg
Slide 26 - Tekstslide
6.A Συμβουλή
3 opwekken van medelijden; laten zien dat hij een fatsoenlijke man is; de lachers op zijn hand krijgen (οὔπω)
4 a met οὐδέν achteraan komt het sterker aan bij de toehoorder door het verrassingseffect.
b met puntjes erachter: οὐδέν… of … οὐδέν
c παῖδες δέ μοι οὔπω εἰσίν r. 9
Slide 27 - Tekstslide
6.A Συμβουλή
5 a Volgens de tekst van de wet (‘zodat ze geen enkele arbeid kunnen verrichten’) is dit al te veel en zou hij geen recht hebben op een uitkering.
b de opbrengsten zijn te gering om van te leven, ἀργύριον δὲ ἄλλο μοι οὐκ ἔστιν πλὴν τούτου
6 bijvoorbeeld: situatie kan sinds de jeugd veranderd zijn; er kan een andere wet gekomen zijn
Slide 28 - Tekstslide
6.A Συμβουλή
7 bijvoorbeeld: misschien is hij niet rijk genoeg om een koor te bekostigen, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat hij zo weinig heeft dat hij voor een uitkering in aanmerking komt