V4 - TH4 evolutie - BS4

Thema 4
BS4
Evolutie in
populaties
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 4
BS4
Evolutie in
populaties

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen BS 4

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen BS4
populatie
rassen
soort
gene flowffect
genenpool
allelen
allelfrequentie
regel van Hardy-Weinberg
homozygot
heterozygoot
kunstmatige selectie 
seksuele selectie
macro-evolutie
micro-evolutie 
co-evolutie
genetic drift
inteelt
flessenhals/ bottleneck effect
stichter/  founder effect

Slide 3 - Tekstslide

wat is een soort? 
organismen behoren tot dezelfde soort als:
  • ze kunnen voortplanten
  • ze vruchtbare nakomelingen kunnen produceren

Slide 4 - Tekstslide

soort
 organismen die zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen hebben

Slide 5 - Tekstslide

populatie
een groep van individuen van dezelfde soort

Slide 6 - Tekstslide

Populatie vs. soort
maar let:
  • binnen een soort kan je verschillende rassen hebben  (sint-bernards hond en dwergpoedel)
  • na aanpassingen kan de populatie veranderen in meerderen soorten (Indische en Afrikaanse olifan

soort          = grootste verzameling populaties waartussen uitwisseling van genen kan plaatsvinden

Slide 7 - Tekstslide

Populatie vs. soort

Slide 8 - Tekstslide

behoren deze tot dezelfde soort? 

Slide 9 - Tekstslide

behoren deze tot dezelfde soort? 
nee... want ze krijgen geen vruchtbare nakomelingen!!

Slide 10 - Tekstslide

behoren deze tot dezelfde soort? 

Slide 11 - Tekstslide

behoren deze tot dezelfde soort? 
ja... want genen kunnen via een tussen maat hond worden uitgewisseld

Slide 12 - Tekstslide

ras
let op... ze behoren wel tot een ander ras!!!

= dus geen ander soort 
fout = "ander soort ras"

Slide 13 - Tekstslide

Hoe is een giraf ontstaan?

Slide 14 - Tekstslide

populatie (BS 4)
groep van dezelfde soort die 
in een specifiek gebied
samenwoont en voortplant

Slide 15 - Tekstslide

Genenpool
Verzameling van alle genen 
in een populatie.


Allelfreqentie -> hoe vaak een allel in de populatie voorkomt.
Afhankelijk hiervan is de genetische variatie
  •  1 allel  = geen natuurlijke selectie hierop 
  •  geen selectie druk -> willekeurige overerving (allelfrequenties constant)

Slide 16 - Tekstslide

de regel van Hardy-Weinberg
rekensom om de allelfrequentie te berekenen
-> dus hoe vaak een allel voorkomt ten opzichte van andere 
-> waarde ligt tussen en 0 - 1
->  alle mogelijke allelen = allelenpool
-> gaat alleen over de groepen met zelfde fenotype (dus heterozygoten kan je niet los bepalen van homozygoot dominanten)

Slide 17 - Tekstslide

de regel van Hardy-Weinberg
rekensom om de allelfrequentie te berekenen
-> dus hoe vaak een allel voorkomt ten opzichte van andere 
-> waarde ligt tussen en 0 - 1
->  alle mogelijke allelen = allelenpool
-> gaat alleen over de groepen met zelfde fenotype (dus heterozygoten kan je niet los bepalen van homozygoot dominanten)

-> geldt alleen als er geen selectie is!!

Slide 18 - Tekstslide

Hardy-Weinberg regel
als er geen selectiedruk is blijft de allelfrequentie binnen een pool constant

met andere woorden:
de kans dat een gen wordt doorgegeven is niet afhankelijk van het gen en is voor elk gen hetzelfde

Slide 19 - Tekstslide

Hardy-Weinberg formule
p+q = 1
p² + 2pq + q² = 1

p = allelfrequentie dominante allel
q = allelfrequentie recessieve allel
p² = genotypefrequentie dominante allel
q² = genotypefrequentie recessieve allel
2pq = genotypefrequentie heterozygote 

Slide 20 - Tekstslide

Hardy-Weinberg formule
p+q = 1 en  p² + 2pq + q² = 1
stap 1: -> bepaal genotypefrequentie van het  recessieve allel
stap 2: neem hier de wortel van  (q =       q² )
stap 3: bereken p (1 - q = p)
stap 4: nu kan je p²  en 2pq berekenen




p = allelfrequentie dominante allel
q = allelfrequentie recessieve allel
p² = genotypefrequentie dominante allel
q² = genotypefrequentie recessieve allel
2pq = genotypefrequentie heterozygote 

Slide 21 - Tekstslide

Hardy-Weinberg
wat hebben we aan deze regel? 

als deze de berekende getallen en frequenties niet overeenkomen met de werkelijkheid is er dus wel sprake van:
  • wel een mutatie,  migratie, niet op toeval beruste paringen of niet natuurlijke selectie

Slide 22 - Tekstslide

Aannames van Hardy-Weinberg
voorwaarden: 
geen mutatie, 
geen migratie, 
alle paringen zijn op toeval
berust
geen natuurlijke selectie

Slide 23 - Tekstslide

Hardy-Weinberg formule
p+q = 1 en  p² + 2pq + q² = 1
stap 1: -> bepaal genotypefrequentie van het  recessieve allel
stap 2: neem hier de wortel van  (q =       q² )
stap 3: bereken p (1 - q = p)
stap 4: nu kan je p²  en 2pq berekenen




p = allelfrequentie dominante allel
q = allelfrequentie recessieve allel
p² = genotypefrequentie dominante allel
q² = genotypefrequentie recessieve allel
2pq = genotypefrequentie heterozygote 

Slide 24 - Tekstslide

Wet van Hardy-Weinberg (binas 93D3)

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld:

populatiegrootte: 1000
p = 0,700
q = 0,300

De wet van Hardy-Weinberg stelt ons ook in staat om genotype frequenties te berekenen. 

Slide 26 - Tekstslide

Hardy Weinberg evenwicht
Volgende generatie

Slide 27 - Tekstslide

voorbeeld vraag

Slide 28 - Tekstslide

voorbeeld vraag

Slide 29 - Tekstslide

voorbeeld vraag

Slide 30 - Tekstslide

voorbeeld vraag

Slide 31 - Tekstslide

als de Hardy-Weinberg stelling niet klopt... 
dan is er sprak van 

SELECTIE!!!!! 

Slide 32 - Tekstslide

hoe veranderen soorten? 
1. genetische variatie
2. natuurlijke selectie
3. voortplantings voordeel

Slide 33 - Tekstslide

selectie kan door  (BS5)
reproductive isolatie
-> vb. geografische isolatie of seksuele selectie

Slide 34 - Tekstslide

selectie kan door 
reproductive isolatie
-> vb. geografische isolatie of seksuele selectie (albatros)

vb. door mismatch 
met parter / 
of ander moment 
vruchtbaar

Slide 35 - Tekstslide

kunstmatige selectie 
door de mens
-> selectie op
uiterlijke kenmerken
of smaak
enz.

Slide 36 - Tekstslide

selectie op specifieke eigenschappen

Slide 37 - Tekstslide

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 39 - Tekstslide

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 40 - Tekstslide

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 41 - Tekstslide

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 42 - Tekstslide

Oorzaken van evolutie
  1. (natuurlijke) selectie
  2. gene flow
  3. seksuele selectie (non-random mating)
  4. kunstmatige selectie
  5. founder effect
  6. bottleneck effect
  7. genetic drift

Slide 43 - Tekstslide

(Natuurlijke) selectie 
Organismen die binnen een populatie het best zijn aangepast aan de leefomgeving en hun genen doorgeven aan de volgende generaties. 
 

Slide 44 - Tekstslide

Gene flow


Seksuele selectie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van migratie tussen verschillende populaties van een soort.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van specifieke partnerkeuze.

Slide 45 - Tekstslide

Founder effect


Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie.

Slide 46 - Tekstslide

Kunstmatige selectie


Genetic drift
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van selectie op (door de mens) gewenste eigenschappen.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van willekeurige verschuivingen gebaseerd op toeval (hoofdzakelijk bij kleine populaties)

Slide 47 - Tekstslide

macro-, micro- en co-evolutie 
macro-evolutie 
= soorten vorming 
micro-evolutie 
= rassen vorming 
co-evolutie 
= aanpassing van ene soort op verandering van een ander soort 
bloemen en bijen hebben elkaar nodig voor nectar en bestuiving
plant ontwikkeld gif tegen vraat, rups ontwikkeld resistentie 

Slide 48 - Tekstslide

Huiswerk
opdrachten bij BS 4 
44 t/m 61

vind je het intressant??
maak ook 62 t/m 66

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Video