HH SO 3.2 en 3.3

SO 3.2 en 3.3
Leer de onderwerpen van 3.2 en 3.3
Begrippen en jaartallen natuurlijk ook
SO is via LessonUp dus vooral korte antwoorden en meerkeuzevragen.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

SO 3.2 en 3.3
Leer de onderwerpen van 3.2 en 3.3
Begrippen en jaartallen natuurlijk ook
SO is via LessonUp dus vooral korte antwoorden en meerkeuzevragen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Eerst herhaling 3.2 en 3.3
Daarna aan de slag met begrippen, jaartallen en de "in deze paragraaf leer je" stukken

Slide 2 - Tekstslide

Duitsland tekent het verdrag van Versailles

leiders van de geallieerde landen kijken toe

Slide 3 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
Duitsland moest:
  1. Een deel van zijn grondgebied en al zijn koloniën afstaan
  2. Klein leger en geen vloot of luchtmacht
  3. Een enorm bedrag aan herstelbetalingen
  4. Demilitarisatie aan de Franse grens

Slide 4 - Tekstslide

Gevolgen Verdrag van Versailles in Duitsland

In Duitsland heerste er zeer veel onvrede
Duitsers kregen een onterecht zware straf

Slide 5 - Tekstslide

Verder...
Oostenrijk - Hongarije werd opgedeeld in een aantal kleinere landen
Zelfbeschikkingsrecht: Elk volk moet zijn eigen staat kunnen krijgen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Volkenbond
President Wilson van Amerika wilde de volkenbond oprichten.
Dit moest ervoor zorgen dat oorlogen voortaan diplomatiek opgelost zouden worden, geen oorlog meer!
Duitsland mocht niet meedoen...

Slide 9 - Tekstslide

Rusland tijdens WO 1
Gaat niet zo goed...
Gevechten gaan niet zo lekker, veel verliezen
Politiek gezien veel onrust
stakingen en demonstraties onder de burgers

Slide 10 - Tekstslide

Februarirevolutie 1917
Tsaar wordt afgezet en vervangen door een democratische regering

familie van de tsaar wordt gevangen gezet

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Oktoberrevolutie 1917
De nieuwe regering ging door met oorlog voeren, en de problemen bleven
Lenin (communist) was bezig met een revolutie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Communisme
Radicaal socialisme
Volledige gelijkheid
afschaffing kapitalisme

Slide 15 - Tekstslide

Oktoberrevolutie 1917
Communisten grijpen de macht met geweld (staatsgreep)
Lenin wordt de nieuwe baas van Rusland


Slide 16 - Tekstslide

Totalitair
Lenin overlijdt in 1924
Hij wordt opgevolgd door Stalin
Stalin maakt Rusland totalitair (De staat controleert alles)

Slide 17 - Tekstslide

Stalin
Gebruikt terreur op zijn bevolking, zodat iedereen doet wat hij wil
Hij controleert iedereen

Slide 18 - Tekstslide

Planeconomie
De staat bepaalde ook volledig wat er geproduceerd werd
Elke vijf jaar werden daar nieuwe plannen voor gemaakt
Dit noem je een planeconomie

Slide 19 - Tekstslide

Communisme
Communisme is een manier waarop de economie geregeld wordt. Alle bedrijven zijn in handen van de staat zodat de winst gelijk onder alle inwoners kan worden verdeeld

Slide 20 - Tekstslide

Samenleving
Volgens de communisten is de wereld verdeeld onder verschillende "klassen"
Voor de communisten is de arbeidersklasse (Proletariërs)  de belangrijkste

Slide 21 - Tekstslide

Arbeidersklasse 
Deze groep mensen werken hard in de fabrieken, maar voor heel weinig geld
het meeste geld gaat naar een kleine groep mensen, de bourgeoisie

Slide 22 - Tekstslide

Oneerlijk
Dat een kleine groep mensen alle bezittingen hebben is oneerlijk en moet veranderd worden.
De arbeiders moeten de macht pakken om de bezittingen eerlijk te verdelen

Slide 23 - Tekstslide

Leider
Vaak hebben communistische landen een sterke leider
er is geen geld, alles is in handen van de staat
Iedereen is gelijk

Slide 24 - Tekstslide

Verdeling
Alle spullen die er waren moesten eerlijk verdeeld worden over alle inwoners, helaas gebeurde dit in de praktijk niet
Er waren bepaalde leiders van de communistische partij die meer kregen

Slide 25 - Tekstslide

Economie NL (1922 - 1938)
1923
handel tijdens wo1 viel stil. Daarna ging het even omhoog met de economie in NL omdat NL het enige land is die niet kapot is gegaan door WO1. Hierdoor ging de handel in het begin goed. Maar doordat andere landen qua handel stilvielen ging NL daar ook in mee naar beneden. NL is en blijft een handelsland.
1929
Hoogtepunt van de economie wordt bereikt aan het eind van de jaren '20. 
Dit komt door het Dawesplan (zie les)
De enorme terugval volgt op de beurskrach in Amerika. NL lijkt daar eerst geen last van te hebben, maar uiteindelijk worden door de Amerikanen alle leningen terug gevraagd en deelt NL dus ook in de malaise
1933
Dieptepunt van de crisis. Enorme werkloosheid en armoede in NL. 
1936
De gouden standaard wordt door NL eindelijk losgelaten. NL komt redelijk laat uit de crisis, in vergelijking met andere landen in Europa.
1939
Vanaf 1936 tot 1939 groeit de economie. Komt vooral door de vergrote handel in militaire spullen voor Duitsland. Zij bouwen een enorm nieuw leger op onder leiding van Hitler en daar plukt NL ook enige vruchten van mee.

Slide 26 - Tekstslide

Amerika jaren '20
"Roaring 20's" (roerige jaren '20)

Tijd van rijkdom en grote bloei van economie en samenleving

Slide 27 - Tekstslide

Fabulous, gay and 
roaring twenties



  • Eerste deel van de jaren '20 sterke economische groei in de VS
  • The age of prosperity (Tijdperk van welvaart)
  • Vernieuwingen op sociaal, economisch en cultureel gebied
  • Daarnaast ook een sterk behoudende (conservatieve) stroming

Slide 28 - Tekstslide

Consumptiemaatschappij


  • Toename van consumptie-artikelen, zoals de auto
  • 'Status' door bezit en kopen van steeds weer nieuwe spullen.
  • Meer welvaart en daardoor ook vrije tijd
  • Andere invulling van vrije tijd: bioscoop, (jazz-)muziek

Slide 29 - Tekstslide

Drooglegging (1920-1933)
(prohibition)


  • Vooral platteland zet zich af tegen de 'moderne, stadse dingen'.
  • Regering komt met de Drooglegging (Prohibition, 1920-1933)
  • Productie, verkoop en handel in alcohol verboden
  • Voorkomen criminaliteit; het tegendeel bleek echter waar: personen als Al Capone verdienen goed geld aan de illegale handel in drank.

Slide 30 - Tekstslide

Economie
Landen die geen of weinig schade hebben gehad van WO1 hebben een betere economie dan de landen die zwaar hebben geleden onder WO1
Later kreeg iedereen in Europa last, omdat de handel stilviel

Slide 31 - Tekstslide

Italië na WO1
Koninkrijk met een parlementaire democratie (net als NL)
Zeer ontevreden over de afloop van WO1
vochten mee tegen de Centralen (uiteindelijk) maar kregen er voor hun gevoel niets voor terug

Slide 32 - Tekstslide

Ontevredenheid
Daarbovenop de slechte economie in Italië en de burgers waren zeer ontevreden.
Als mensen ontevreden zijn, willen ze duidelijkheid, makkelijke oplossingen en die vonden ze in het fascisme van
Benito Mussolini

Slide 33 - Tekstslide

Fascisme
Land van oorsprong: Italië
Leider: Benito Mussolini
Symbool: De Fasces (Roede met bijl, oud Romeins symbool)
Doel: Italië terug naar de glorietijd van het Romeinse Rijk

Slide 34 - Tekstslide

Fascisme kenmerken
  1. Geen democratie
  2. Nationalisme
  3. Geweld is goed!
  4. 1 sterke leider

Slide 35 - Tekstslide

Propaganda
De fascisten verspreiden hun ideeën via kranten (Il Popolo d'Italia, het volk van Italië), radio en films

Mussolini werd 'Il Duce' genoemd, de leider.

Slide 36 - Tekstslide