Afstanden en snelheden uit (v,t)- en (s,t)-diagrammen halen.
Rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid.
Een resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn.
Aan de hand van de resulterende kracht of een (v,t)-diagram nagaan of er een versnelling, of vertraging is.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
§4.1 Kracht en Soorten Beweging
Afstanden en snelheden uit (v,t)- en (s,t)-diagrammen halen.
Rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid.
Een resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn.
Aan de hand van de resulterende kracht of een (v,t)-diagram nagaan of er een versnelling, of vertraging is.
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel 1
Afstanden en snelheden uit (v,t)- en (s,t)-diagrammen halen.
Slide 2 - Tekstslide
Je ziet hiernaast het (v,t)-diagram van twee remmende auto’s P en Q.
Welke uitspraak is juist?
A
De gemiddelde snelheid van beide auto’s tijdens het remmen is gelijk
B
De remvertraging van P is kleiner dan die van Q
C
De remweg van P en Q is gelijk
D
P heeft een kortere remweg
Slide 3 - Quizvraag
(v,t)-diagram
snelheid-tijd diagram
snelheid - v in (m/s)
tijd - t in (s)
oppervlakte onder de lijn is de afgelegde weg (I+II+III)
Slide 4 - Tekstslide
(s,t)-diagram
afstand-tijd diagram
afstand - s in (m)
tijd - t in (s)
snelheid (steilheid van de lijn)
Hoe steiler de lijn (richtingscoëfficiënt), des te groter de snelheid
Slide 5 - Tekstslide
Twee auto's rijden op dezelfde weg, dezelfde kant op. Op tijdstip t=0s rijden beide auto's precies naast elkaar. Auto P rijdt met 40m/s en vertraagt eenparig. Auto Q rijdt met een constante snelheid van 20 m/s. Hiernaast zijn de (v,t)- diagrammen getekend van beide auto's
Welke bewering is waar?
A
Op tijdstip t=5,0s wordt auto P door auto Q ingehaald.
B
Op tijdstip t=5,0s ligt auto P 100m voor op auto Q.
C
Op tijdstip t=10s wordt auto Q door auto P ingehaald.
D
Op tijdstip t=10s wordt auto P door auto Q ingehaald.
Slide 6 - Quizvraag
Wat moest je weten om de vorige vraag te kunnen beantwoorden?
Slide 7 - Open vraag
Leerdoel 2
Rekenen met de formule voor gemiddelde snelheid.
Slide 8 - Tekstslide
Hiernaast zie je een (s,t)-diagram van een beweging met twee constante snelheden.
Hoe groot is de gemiddelde snelheid van de totale beweging?
A
7,5 m/s
B
3,0 m/s
C
2,5 m/s
D
Dat is niet te zeggen
Slide 9 - Quizvraag
Gemiddelde snelheid berekenen
vgem=ts
vgem=
s=
t=
snelheid in (m/s) of (km/h)
totale afstand in (m) of (km)
totaletijd in (s) of (h)
Slide 10 - Tekstslide
Jan fietst van huis naar school met een snelheid van 25km/h. Terug fietst hij dezelfde weg met een snelheid van 15km/h. Zijn zus Josien fietst zowel dezelfde heenweg als terugweg met een snelheid van 20km/h.
Welke uitspraak over de totale fietstijd, dus heenweg en terugweg samen is waar?
A
Jan heeft de minste tijd nodig
B
Josien heeft de minste tijd nodig
C
Ze doen er beide even lang over
D
Je hebt te weinig informatie om daar een uitspraak over te doen
Slide 11 - Quizvraag
Wat moest je weten om de vorige vraag te kunnen beantwoorden?
Slide 12 - Open vraag
Leerdoel 3
Een resulterende kracht berekenen bij meerdere krachten langs een lijn.
Slide 13 - Tekstslide
Een fietser rijdt met een trapkracht van Op een gegeven moment is de wrijvingskracht Vanaf dat moment wil de fietser met constante snelheid verder fietsen.
Hoe groot moet de trapkracht van de fietser dan zijn?
Ftrap=55N
Fw=35N
A
Ftrap=20N
B
Ftrap=35N
C
Zij hoeft niet te trappen, want de snelheid is constant
D
Er is niet genoeg informatie om hier iets over te kunnen zeggen
Slide 14 - Quizvraag
Resulterende kracht
Krachten in dezelfde richting tel je bij elkaar op
Krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af
Is er een resulterende kracht, dan is er een verandering van snelheid of van richting
Is de resulterende kracht ON, dan is er geen beweging OF een constante snelheid
Slide 15 - Tekstslide
Je gooit een bal recht omhoog de lucht in. Op het hoogste punt:
A
Zijn de snelheid en versnelling van de bal nul
B
Is de snelheid van de bal niet nul, maar de versnelling wel.
C
Is de versnelling van de bal niet nul, maar de snelheid wel.
D
Zijn de snelheid en versnelling van de bal niet nul.
Slide 16 - Quizvraag
Wat moest je weten om deze vraag te kunnen beantwoorden?
Slide 17 - Open vraag
Leerdoel 4
Aan de hand van de resulterende kracht of een (v,t)-diagram nagaan of er een versnelling of vertraging is.
Slide 18 - Tekstslide
In welke diagram is er sprake van een resulterende kracht tegen de bewegingsrichting in?
A
Diagram A
B
Diagram B
C
Diagram C
D
Geen van de diagrammen
Slide 19 - Quizvraag
Resulterende krachten in een (v,t)-diagram
Bij A is er sprake van een vertraging. De resulterende kracht werkt dan tegen.
Bij B is er sprake van een constante snelheid. De resulterende kracht is 0N
Bij C is er sprake van een versnelling. De resulterende kracht werkt dan mee.
Slide 20 - Tekstslide
Zie het (v,t) diagram van een autorit in de afbeelding. Tussen 2 en 4 s is de resulterende kracht...
A
meewerkend
B
tegenwerkend
C
gelijk aan nul
D
Is op basis van de informatie niet te zeggen
Slide 21 - Quizvraag
Wat moest je weten om deze vraag te kunnen beantwoorden?