klas 3 par. 6.5 20-21

Par. 6.5
Leerdoelen (K&K):
Je kunt uitleggen dat:
• Dat het Am. politieke stelsel het meest weg heeft van een tweepartijenstelsel;
• Dat de V.S. sinds de jaren ’60 een televisiedemocratie is; 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Par. 6.5
Leerdoelen (K&K):
Je kunt uitleggen dat:
• Dat het Am. politieke stelsel het meest weg heeft van een tweepartijenstelsel;
• Dat de V.S. sinds de jaren ’60 een televisiedemocratie is; 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze LessonUp leer je over de volgende punten uit de K&K. Na deze lessonUp begrijp je:

• Dat het Am. politieke stelsel het meest weg heeft van een tweepartijenstelsel; 
• Dat de V.S. sinds de jaren ’60 een televisiedemocratie is; 
• 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een tweepartijenstelsel
Het Amerikaanse politieke systeem is een "twee-partijenstelsel." Dat wil zeggen dat er twee politieke partijen zijn, die de kandidaten leveren voor verkiesbare politieke functies. Wij hebben in Nederland een meerpartijenstelsel, waarbij er vele grote en kleine partijen zijn. De tekst op de volgende pagina gaat over het tweepartijenstelsel in de VS. Lees deze tekst en maak dan de vragen op de slides daarna.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Het Amerikaanse politieke systeem is niet gebaseerd op politieke partijen. Die kwamen pas toen de eenheid van het nieuwe land uiteen viel en politici het oneens werden over wel of geen sterke federale staat. 
John Adams en Thomas Jefferson vochten de eerste echt politieke strijd uit om het president, in 1800 (Jefferson won). Sinds in het midden van de negentiende eeuw de twee bekende partijen ontstonden, de Republikeinen in 1854 als opvolger van de Whigs, en de Democraten als de nazaten van president Andrew Jackson (1829-1837), hebben die de politiek gedomineerd. 

Voor derde partijen en onafhankelijke kandidaten is het uitzonderlijk moeilijk om in Amerika door te breken. Dat is al zo op lokaal niveau, hoewel daar nog wel eens unieke persoonlijkheden kunnen verrassen, zoals de worstelaar Jesse Ventura als gouverneur van Minnesota in 1998. Maar op federaal niveau is het zo goed als onmogelijk. 

De twee partijen liggen nergens in de (federale) wet verankerd, maar ze hebben het systeem voor registratie en politiek opereren in elke staat zodanig bemoeilijkt, dat ze vrijwel een monopolie hebben. U moet dan denken aan aantallen handtekeningen voor inschrijving op de kieslijst, allerlei deadlines, soms met nauwelijks uit te voeren combinaties van eisen. Zelfs de immens rijke Ross Perot, die met zijn geld een goede organisatie kon bouwen, had het moeilijk om in 1992 in alle vijftig staten en het District of Columbia mee te kunnen doen. Soms moest hij het met een rechtszaak afdwingen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee stellingen:
1. Het tweepartijenstelsel is toevallig zo gegroeid in de VS.
2. Het tweepartijenstelsel is in de VS bij wet vastgelegd.

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee stellingen:
1. Er mogen in de VS derde partijen meedoen aan de verkiezingen.
2. Het is derde partijen vrijwel onmogelijk gemaakt om mee te doen aan de verkiezingen in de VS

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het volgende filmpje uit 2016 wordt het Amerikaanse kiesstelsel uitgelegd. Dit was destijds bedoeld als uitleg bij de verkiezingsstrijd om het presidentsschap tussen Hillary Clinton en Donald Trump. Beantwoord dan de vragen op de slides die volgen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Twee stellingen:
1. Het aantal behaalde kiesmannen is gebaseerd op het principe "winner takes all."
2. In theorie kan in de VS een presidentskandidaat winnen ook als deze minder stemmen heeft gekregen dan zijn of haar tegenstander.

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke factor geeft vaak de doorslag in de presidentsverkiezingen in de VS?
A
De keuze in de meest dichtbevolkte staten van de VS
B
Het aantal uitgebrachte stemmen per staat
C
Hoeveel kiesmannen een staat heeft
D
de Swing States die naar een kandidaat gaan

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende slides gaan over de rol van de tv in de democratie van de VS:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf de late jaren '50 en vooral de jaren '60 werden de VS steeds meer een televisiedemocratie. Wat wil het begrip "televisiedemocratie" zeggen?
A
Een democratie waar de verkiezingsuitslagen live te volgen zijn op tv
B
Een democratie waarin de tv een overheersende rol speelt.
C
Een republiek waar een president zijn toespraken altijd op tv geeft
D
Een republiek waar de tv is uitgevonden.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de volgede filmpjes en bijbehorende vragen proberen we je een beeld te geven van wat een tv democratie betekent in de praktijk. Het eerste filmpje gaat over het beroemde Kennedy-Nixon-debat in 1960. In de filmpjes daarna wordt ingegaan op de rol van de media ttv Kennedy's presidentsschap.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

oorspronkelijk was dit filmpje in zwart wit
Twee stellingen:
1. Inhoudelijk was president Kennedy veel beter voorbereid dan Nixon.
2. Kennedy had veel meer aandacht besteed aan hoe hij over zou komen op tv dan Nixon

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kennedy wordt vaak gezien als een meestermanipulator, die begreep dat het "image" van een politicus vaak een veel grotere rol speelde dan inhoud. Dankzij zijn manipulatie van de media (m.n. tv, maar ook kranten) wist hij zijn "image" positief te beïnvloeden. 

Een voorbeeld van hoe Kennedy probeerde te manipuleren zie je in het volgende filmpje, waarin een tv journalist uitleg over een poging van Kennedy hem "aan zijn kant" te krijgen:

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Manipulatie van media gaat onverminderd door, zoals uit alle berichten over nepnieuws, internettrollen, manipulatie van  social media wel blijkt. Het gebruik van sociale media in deze tijd is natuurlijk weer een nieuwe manier om politiek en image te beïnvloeden. Kijk maar naar de volgende twee filmpjes hierover: 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lees par. 6.5. Maak opg. 2+3 van par. 6.5 op blz. 173 van je werkboek. Upload een foto als je klaar bent.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van deze LessonUp

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies