Rekenen niveau 2 voorbeeldvragen examen

Rekenen niveau 2 voorbeeldvragen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rekenen niveau 2 voorbeeldvragen

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk bij het examen
  • Alle vragen zijn met de rekenmachine
  • Berekening niet opgeschreven, kost punten op je examen. 
  • De norm bij de rekenexamens is ongeveer 65% goed is een 5,5. 

Om te oefenen schrijf je bij zoveel mogelijk van de komende vragen de berekening op. 

Slide 2 - Tekstslide

Je gaat koken voor 6 personen

Vraag 1: 
Hoeveel champignons heb je nodig? 

Slide 3 - Tekstslide

250 g champignons voor 4 personen.
Hoeveel champignons voor 6 personen?

Slide 4 - Open vraag

uitleg 
Eerst uitrekenen hoeveel champignons voor 1 persoon.

250:4 = 62,5 g voor 1 persoon
62,5 x 6 = 375 g champignons voor 6 personen

Slide 5 - Tekstslide

Je gaat koken voor 6 personen

Vraag 1: 
Hoeveel champignons heb je nodig? 

Slide 6 - Tekstslide

Je gaat koken voor 6 personen



Vraag 2:
Hoeveel van deze flesjes witte wijn heb je nodig? 

Slide 7 - Tekstslide

Flesje wijn 1,79 voor 0.25 liter. Hoeveel flesjes heb je nodig voor 300 ml?

Slide 8 - Open vraag

Uitleg
2 flesjes

4 personen = 300 ml
1 persoon = 300:4 = 75 ml
6 personen = 6 x 75 = 450 ml
0,25 l = 250 ml dus 2 flesjes= 2,250 ml = 500 ml dat is genoeg.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 3: 
Welke maatbeker is het handigst bij dit recept? 

Slide 10 - Tekstslide

Welke maatbeker is
het handigst voor dit
recept?
A
A
B
B

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Zijn de losse sperziebonen of de verpakte sperziebonen de goedkoopste keus?

Slide 13 - Open vraag

vraag 5
Je wilt om 18:00 uur dit gerecht klaar hebben. 

Hoe laat moet je ongeveer met koken beginnen? 


Slide 14 - Tekstslide

Hoe laat moet je ongeveer met koken beginnen?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Dit is de top 3

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 6: Hoeveel % van de studenten die de lijst invulden, komen niet uit de top 3?

Slide 18 - Open vraag

Vraag 7: Wat is het minimumloon per maand van iemand van 20 jaar? Loon is voor een 40-urige werkweek.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het minimumloon per maand van iemand van 20 jaar?

Slide 20 - Open vraag

Vraag 8: Als een 21-jarige 10 uur per week werkt, wat is dan zijn loon? Loon is voor een 40-urige werkweek.

Slide 21 - Tekstslide

Als een 21-jarige 10 uur per week werkt, wat is dan zijn loon? Loon is voor een 40-urige werkweek.

Slide 22 - Open vraag

Vraag 9: Kun je het weekloon uitrekenen door het maandloon te delen door 4? 

Slide 23 - Tekstslide

Kun je het weekloon uitrekenen door het maandloon te delen door 4?
maandloon 1725,-
weekloon 398,-

Slide 24 - Open vraag

Vraag 10
Jon is 19 jaar en werkt in de horeca. Hij werkt 15 uur per week. 
Hoeveel verdient hij per jaar? 

238,85 euro per week voor 40-urige werkweek
formule 1 >>>  weekloon : 40 x 15 = weekloon van Jon. 
formule 2 >>>  weekloon x 52 = jaarloon 

Slide 25 - Tekstslide

Jon is 19 jaar en werkt in de horeca. Hij werkt 15 uur per week.
Hoeveel verdient hij per jaar?

238,85 euro per week voor 40-urige werkweek
formule 1: weekloon : 40 x 15 = weekloon van Jon.
formule 2: weekloon x 52 = jaarloon

Slide 26 - Open vraag

vraag 11

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de geschatte lengte en de breedte van de kamer ongeveer?
(oppervlakte 24 vierkante meter)
A
Lengte 2 meter en breedte 12 meter = 24 meter
B
Lengte 6 meter en breedte 4 meter of andersom = 24 meter
C
4,80 meter lang en 5 meter breed= 24 meter
D
Lengte 7 meter en breedte 3,38 meter= 24 meter

Slide 28 - Quizvraag

Vraag 12: Hoeveel pakken laminaat  heb je nodig? 

Slide 29 - Tekstslide

Hoeveel pakken laminaat heb je nodig voor een kamer van 24 vierkante meter? 1 pak = 2,9608 vierkante meter.

Slide 30 - Open vraag

Vraag 13: Hoeveel betaal je voor 9 pakken laminaat met 20% korting? 

Slide 31 - Tekstslide

Hoeveel betaal je voor 9 pakken laminaat met 20% korting?
1 pak kost 13,17
A
118,53
B
94,82
C
23,71
D
88,90

Slide 32 - Quizvraag

Vul de antwoorden op de volgend dia in (op het examen moet je bij zulke vragen vaak een streep trekken of slepen). 

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 14: Welke eenheid is passend?
150 .... tot aan de rotonde
dronk 750 ...... melk
tilde 60 ........ in de sportschool
kocht 100......boterhamworst

Slide 34 - Open vraag

Vraag 15: Hoeveel korting heb je gekregen? 

Slide 35 - Tekstslide

Oude prijs: 15 euro, nieuwe prijs 7,50.
Hoeveel procent korting heb je gekregen?
A
50%
B
45 %
C
75%
D
60%

Slide 36 - Quizvraag

Vraag 16: Je krijgt 20% extra korting. Hoeveel kost de trui nu? 

Slide 37 - Tekstslide

Hoeveel kost een trui van 39,99 met 20% korting?

Slide 38 - Open vraag

Vraag 17
Je hebt een reis gewonnen naar New York.

Je krijgt ook 1000 dollar zakgeld mee. 

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar? 

Slide 39 - Tekstslide

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar?

Slide 40 - Open vraag

Vraag 18
Je hebt om 15:00 uur afgesproken op Schiphol. Je vliegtuig vertrekt om 17.30 uur. 

Je vertrekt vanuit Arnhem en je treinreis duurt 1 uur en 10 minuten. 

Hoe laat pak je uiterlijk de trein? 

Slide 41 - Tekstslide

Je treinreis duurt 1 uur en 10 minuten.
Om 15:00 uur moet je op Schiphol zijn. Hoe laat pak je uiterlijk de trein?
A
14:50 uur
B
13:50 uur
C
14:10 uur
D
13:10

Slide 42 - Quizvraag

Vraag 19: Je wilt vanuit Columbus Circle naar het Brayant Park. Welke kleur metro(s) neem je? 

Slide 43 - Tekstslide

Je wilt vanuit Columbus Circle naar het Brayant Park. Welke kleur metro neem je?
A
Eerst blauw daarna paars
B
Eerst rood daarna paars
C
Oranje
D
Geel

Slide 44 - Quizvraag

Vraag 20: Je besluit ook te wandelen over de Brooklyn Bridge. Hoe lang die je daar ongeveer over? 

Slide 45 - Tekstslide

Hoe lang duurt een wandeling van 1,8 km ongeveer?
A
30 minuten
B
15 minuten
C
20 minuten
D
40 minuten

Slide 46 - Quizvraag

20 vragen 
Als je 13 vragen goed hebt, kom je uit op een voldoende. 

Slide 47 - Tekstslide