Grammatica - Werkwoorden - 1BK

Grammatica - Werkwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica - Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je weet wat werkwoorden zijn.

- Je kunt verschillende werkwoorden in een zin aanwijzen.

- Je kunt de persoonsvorm in een zin aanwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 3 - Woordweb

Hoe noemen we werkwoorden ook wel?
A
Persoonsvormen
B
Doe-woorden
C
Lidwoorden
D
Zelfstandig naamwoorden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Ik schrijf een brief naar mijn oma.
A
oma
B
brief
C
schrijf
D
ik

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Zij waren de hele dag op school.
A
Zij
B
waren
C
dag
D
school

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoorden
Sommige zinnen bestaan uit meerdere werkwoorden. 
Dit kan komen doordat er zo duidelijk wordt wanneer de actie/handeling heeft plaats gevonden.
Bijvoorbeeld:
Ik koop een cadeautje. 
(Het cadeautje wordt op dit moment gekocht of moet nog gekocht worden)
Ik heb een cadeautje gekocht. 
(Het cadeautje is al gekocht)

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Zij hebben een mooie tekening gemaakt.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Mijn zus vindt haar Nederlands docent erg vervelend.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Ik zou graag een ijsje willen kopen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoorden
Er kunnen dus meerdere werkwoorden in de zin staan.

In elke zin is altijd de persoonsvorm te vinden.

Is er maar één werkwoord in de zin te vinden, dan is dat dus de persoonsvorm.





Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Persoonsvorm
Belangrijkste twee manieren:
1. Tijdproef --> Tijd van tegenwoordige tijd naar verleden tijd veranderen (Of andersom).
Deze proef wordt het meest in de methode gebruikt bij blok 2 van grammatica.
2. Getalproef -->Persoon van enkelvoud naar meervoud veranderen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm van de volgende drie zinnen? Sleep het juiste woord naar het juiste nummertje.
1.

2.

3.
1.
2.
3.
Mijn vader
gaf
mij
vijf euro.
Emmanuel
en
Mark
gaan
voetballen.
Heb
jij
het huiswerk
af?

Slide 14 - Sleepvraag

Aan de slag:
1. Maken blok 1 - Grammatica (dit is huiswerk voor vrijdag 7 februari)

2. Beginnen aan blok 2 - Grammatica (alleen 2.4 en 2.5)

3. Ga naar www.studyflow.nl en maak het onderdeel grammatica

Slide 15 - Tekstslide