BBL4 ex H 1en2 economie

BBL4 ex H 1en2 economie
oefening
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BBL4 ex H 1en2 economie
oefening

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn behoeften?
A
Alles wat je nodig hebt.
B
Alles wat je zelf hebt.
C
Alles wat je graag wil hebben.
D
Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Slide 2 - Quizvraag

2. Primaire behoeften zijn ...
A
Noodzakelijke behoeften
B
Luxe behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Quartaire behoeften

Slide 3 - Quizvraag

3. Wat zijn basis behoeften?
A
eten, drinken en woonruimte
B
eten, luxe goederen
C
eten, drinken, kleding en woonruimte
D
luxe goederen

Slide 4 - Quizvraag

4. Wat betekent prioriteiten stellen?
A
Bepalen welke behoeften het belangrijkst zijn en welke minder belangrijk.
B
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
C
Een begroting maken

Slide 5 - Quizvraag

5. Welvaart of welzijn?

Prioriteiten stellen om meer geld over te houden
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 6 - Quizvraag

6. Welvaart of welzijn?

Gezond zijn
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 7 - Quizvraag

7. Wat betekent : 'prioriteiten stellen' ?
A
In je behoeftes voorzien
B
Kiezen welke behoefte voor jou het belangrijkst is
C
Zelf dingen maken
D
Rekenen met procenten

Slide 8 - Quizvraag

8. De marketingmix bestaat uit:
A
Prijs, product, promotie, personeel, prioriteit, presentatie
B
Kwaliteit, prijs, promotie, personeel, presentatie, plaats
C
Product, prijs, plaats, promotie, presentatie, personeel
D
Prijs, plaats, promotie, personeel, presentatie, persoonlijk

Slide 9 - Quizvraag

9. 'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het belangrijkst vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het stomst vindt

Slide 10 - Quizvraag

10. Een groep consumenten waar een bedrijf de reclame op richt heet:
A
De consumentengroep
B
De consumentenorganisatie
C
De doelgroep
D
De geschillencommissie

Slide 11 - Quizvraag

11. Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel

Slide 12 - Quizvraag

12. Ideële reclame is
A
reclame met als doel de consument te verleiden iets te kopen
B
het doel van deze reclame is om het gedrag te beïnvloeden

Slide 13 - Quizvraag

13. Wat is ideële reclame?
A
Reclame om naamsbekendheid
B
Reclame om meer omzet te maken
C
Reclame om winst te maken
D
Reclame om mensen aan het denken te zetten

Slide 14 - Quizvraag

14. Welke consumentenorganisaties zijn er?

Slide 15 - Open vraag

15. Wat waren ook alweer consumentenorganisaties?

Slide 16 - Open vraag

16. Bij een vergelijkend warenonderzoek vergelijk je:
A
gelijksoortige producten en verschillende merken
B
gelijksoortige merken en verschillende producten

Slide 17 - Quizvraag

17. Wat doen consumentenorganisaties onder andere?
A
Keuren van producten
B
verkopen van producten
C
geven van informatie over producten

Slide 18 - Quizvraag

18. Waar of niet waar?

Sluikreclame is reclame waarbij de fabrikant je informatie geeft over het product
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

19. Wat is een keurmerk?
A
Het logo op je kleren
B
Een logo waarmee een bepaald kwaliteit wordt beloofd
C
Een merk van een goed product
D
Een merk

Slide 20 - Quizvraag

20. Wat is GEEN keurmerk?
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag

21. Wat is dit voor een keurmerk?
A
Biologisch keurmerk
B
Beter leven keurmerk
C
Ecologisch keurmerk
D
Fairtrade keurmerk

Slide 22 - Quizvraag

22. Milieuvervuiling door uitlaatgassen zijn maatschappelijke kosten (het kost de maatschappij geld)
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

23. Als diersoorten uitsterven, is sprake van
A
maatschappelijke kosten
B
maatschappelijke baten

Slide 24 - Quizvraag

24. Je vader of moeder zegt tegen je: Ik heb een hele leuke broek voor je gezien, die moet je echt kopen! Dit noemen we;
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
C
Maatschappelijke beïnvloeding
D
Ouderlijke beïnvloeding

Slide 25 - Quizvraag

25 procentsom

Slide 26 - Open vraag

25.  Bereken

Slide 27 - Tekstslide