Toetsweek begrijpend lezen les 2 oefenen met kijk- en luisteren

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 2: oefenen met kijk- en luisteren
VWO 2
 P3 2019-2020
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 2: oefenen met kijk- en luisteren
VWO 2
 P3 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
In les 1 heb je alle theorie herhaald.

Slide 2 - Tekstslide

vooruitblik
We gaan in les 2 oefenen met kijk- en luisteroefeningen.

Door kijken/luisteren te oefenen, oefen je dus ook de vaardigheden voor begrijpend lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Lees de onderstaande situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s), de tekstsoort en het publiek.

In een winkelstraat zamelt een actievoerder handtekeningen in tegen de komst van
een populaire kledingwinkel die kleding verkoopt die door kinderen gemaakt is. Hij
spreekt winkelende mensen aan en gaat met hen in gesprek.

Slide 4 - Open vraag

Lees de onderstaande situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s), de tekstsoort en het publiek.

In een talkshow gaat het over jongeren in de gevangenis. Moeten zij vooral gestraft
worden?Of juist vooral geholpen? In de uitzending komen verschillende betrokkenen aan het woord en lichten zij hun standpunt toe.

Slide 5 - Open vraag

Lees de onderstaande situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s), de tekstsoort en het publiek.

Acteurs spelen in de musical Les Misérables.

Slide 6 - Open vraag

Lees de onderstaande situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s), de tekstsoort en het publiek.

In de aanloop naar de verkiezing voor een nieuwe voorzitter van de leerlingenraad houdt een van de
kandidaten een toespraak tijdens de lunchpauze.

Slide 7 - Open vraag

Lees de onderstaande situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s), de tekstsoort en het publiek.

De docent wiskunde doet klassikaal voor hoe je het
gemiddelde berekent.

Slide 8 - Open vraag

Lees de onderstaande situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s), de tekstsoort en het publiek.

Tijdens een bijeenkomst in de buurt vertelt de wethouder
over de plannen voor de nieuwe skatehal.

Slide 9 - Open vraag

Je gaat straks kijken naar het fragment uit Kassa over de moestuin.
Lees eerst de vragen door en maak daarna slide 12 t/m 20

1. Beschrijf in een paar woorden het onderwerp.
2. Vul de twee deelonderwerpen van het fragment in.
3. Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?
4. Voor welk soort publiek is dit fragment bedoeld?
5a. Op welke manier(en) wordt de aflevering ingeleid?
  b. Vind je dit een goede inleiding? Leg uit waarom wel of niet.
6 Liedewij Loorbach sluit het fragment af met een korte, persoonlijke anekdote.
  a. Beschrijf kort deze anekdote.
  b. Wat is de functie van deze anekdote als slot?
  c. Vind je dit een goed slot van dit fragment? Leg uit waarom wel of niet.
7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.
  a. ‘Een belangrijk aspect aan wormen is dat ze verteerde plantenresten eten.’
  b. ‘Als planten in de aarde staan, kunnen ze veel dieper met hun wortels naar het grondwater.’
  c. ‘Een moestuin kan ook op een balkon.’
8. Hoe heb je geluisterd om deze vragen te beantwoorden?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

1. Beschrijf in een paar woorden het onderwerp.

Slide 12 - Open vraag

2. Vul de twee deelonderwerpen van het fragment in.

Slide 13 - Open vraag

3. Wat is het belangrijkste doel van dit fragment?

Slide 14 - Open vraag

4. Voor welk soort publiek is dit fragment bedoeld?

Slide 15 - Open vraag

5 a. Op welke manier(en) wordt de aflevering ingeleid?
b. Vind je dit een goede inleiding? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 16 - Open vraag

6 Liedewij Loorbach sluit het fragment af met een korte, persoonlijke anekdote.
a. Beschrijf kort deze anekdote.
b. Wat is de functie van deze anekdote als slot?
c. Vind je dit een goed slot van dit fragment? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 17 - Open vraag

7. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.

a. ‘Een belangrijk aspect aan wormen is dat ze verteerde plantenresten eten.’
b. ‘Als planten in de aarde staan, kunnen ze veel dieper met hun wortels naar het grondwater.’
c. ‘Een moestuin kan ook op een balkon.’

Slide 18 - Open vraag

8. Hoe heb je geluisterd om deze vragen te beantwoorden?

Slide 19 - Open vraag

9. Vat de hoofdzaken van het fragment samen in maximaal zestig woorden. Kijk en luister zo nodig nog een keer naar het fragment en maak aantekeningen.

Slide 20 - Open vraag

Je gaat straks kijken naar een fragment van Schooltv. Lees eerst de vragen door en maak daarna vragen op slide 23 t/m 25

1. Formuleer de hoofdgedachte van dit fragment.

2. Het fragment van Schooltv heeft geen inleiding. Schrijf een korte inleiding die bij het fragment past en waarin je een of meer vragen over het onderwerp stelt.

3. a. In het fragment van Kassa wordt anders tegen regenwormen aangekeken dan in dit fragment. Beschrijf het verschil.
    b. Vul de twee argumenten in die in het fragment van Kassa worden gebruikt.
    c. Bedenk een argument voor de uitspraak in het fragment van Schooltv.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

1. Formuleer de hoofdgedachte van dit fragment.


Slide 23 - Open vraag

2. Het fragment van Schooltv heeft geen inleiding.
Schrijf een korte inleiding die bij het fragment past en waarin je een of meer vragen over het onderwerp stelt.

Slide 24 - Open vraag

3. a. In het fragment van Kassa wordt anders tegen regenwormen aangekeken dan in dit fragment. Beschrijf het verschil.
b. Vul de twee argumenten in die in het fragment van Kassa worden gebruikt.
c. Bedenk een argument voor de uitspraak in het fragment van Schooltv.

Slide 25 - Open vraag

Je gaat straks kijken naar een fragment uit het NOS Journaal.
Lees eerst de vragen en maak daarna slide 28 t/m 34

1. Wat is het doel van het fragment?
2. Op welke manier wordt het fragment ingeleid?
3. Vind je dit een goede inleiding? Onderbouw je mening met een argument.
4. Formuleer de hoofdgedachte van dit fragment.
5. Geef twee deelonderwerpen.
6. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.
a. ‘Ontbijten voor je naar school gaat: 15 procent van de leerlingen op de basisschool doet het niet of niet altijd.’
b. ‘Het komt vaak door tijdgebrek.’
c. ‘Bij het jaarlijkse evenement dat vandaag begint, krijgen bijna een half miljoen leerlingen een ontbijt aangeboden.’
d. ‘Dit jaar kwam het Nationaal Schoolontbijt onder vuur te liggen.’
7. De volgende woorden komen uit het fragment. Leg in je eigen woorden uit wat ze betekenen.
a. ten opzichte van
b. onder vuur liggen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

1. Wat is het doel van het fragment?

Slide 28 - Open vraag

2. Op welke manier wordt het fragment ingeleid?

Slide 29 - Open vraag

3. Vind je dit een goede inleiding? Onderbouw je mening met een argument.

Slide 30 - Open vraag

4. Formuleer de hoofdgedachte van dit fragment.

Slide 31 - Open vraag

5. Geef twee deelonderwerpen.

Slide 32 - Open vraag

6. De volgende zinnen komen uit het fragment. Geef aan of het om een hoofdzaak of een bijzaak gaat.
a. ‘Ontbijten voor je naar school gaat: 15 procent van de leerlingen op de basisschool doet het niet of niet altijd.’
b. ‘Het komt vaak door tijdgebrek.’
c. ‘Bij het jaarlijkse evenement dat vandaag begint, krijgen bijna een half miljoen leerlingen een ontbijt
d. ‘Dit jaar kwam het Nationaal Schoolontbijt onder vuur te liggen.’

Slide 33 - Open vraag

7. De volgende woorden komen uit het fragment. Leg in je eigen woorden uit wat ze betekenen.
a. ten opzichte van
b. onder vuur liggen

Slide 34 - Open vraag

Je gaat straks kijken naar een fragment op YouTube.
Lees eerst de vragen en maak daarna de vragen op slide 37 t/m 38

1. Wat is de tekstvorm van dit fragment?
2. a. Femme sluit haar fragment niet af met een samenvatting, conclusie of advies. Op welke manier dan wel?
   b. Wat vind je van de manier waarop ze haar fragment afsluit? Licht je antwoord toe.



Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

1. Wat is de tekstvorm van dit fragment?

Slide 37 - Open vraag

2. a. Femme sluit haar fragment niet af met een samenvatting, conclusie of advies. Op welke manier dan wel?
b. Wat vind je van de manier waarop ze haar fragment afsluit? Licht je antwoord toe.

Slide 38 - Open vraag