Les 13+ 15 - Grammatica §4 wederkerige en wederkerende vnw

Les 13+ 15 - Grammatica  §4 wederkerige en wederkerende vnw
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 13+ 15 - Grammatica  §4 wederkerige en wederkerende vnw

Slide 1 - Tekstslide

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en ga lezen in je leesboek
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 min lezen
  • wat weet je al?
  • Uitleg wederkerig en wederkerend VNW
  • zelfstandig werken
  • Tijd over... Nieuwsquiz

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Ontleed deze zin in je schrift:
Gisteren schaamde ik me voor het gedrag van mijn broertje.
pv = 
ow =
wg/ng =
lv =
mv =
bwb=



 
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Antwoord:
Gisteren schaamde ik me voor het gedrag van mijn broertje.
pv =
ow =
gz (wg/ng )
lv =
mv =
bwb=



 
  • schaamde
  • ik
  • schaamde me
  • X
  • X
  • voor het gedrag van mijn broertje

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Gisteren schaamde ik me voor het gedrag van mijn broertje.

pv =
ow =
gz (wg/ng )
lv =
mv =
bwb=
Schamen is dus een toevallig/verplicht wederkerend werkwoord?
  • schaamde
  • ik
  • schaamde me
  • X
  • X
  • voor het gedrag van mijn broertje

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Gisteren schaamde ik me voor het gedrag van mijn broertje
pv =
ow =
gz (wg/ng )
lv =
mv =
bwb=

  • Schamen is dus een toevallig/verplicht wederkerend werkwoord
  • schaamde
  • ik
  • schaamde me
  • X
  • X
  • voor het gedrag van mijn broertje

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan/weet

wederkerende en wederkerige voornaamwoorden herkennen.

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling
Benoem de volgende woordsoorten uit de onderstaande zin:

lw – znw – bnw – vz – zww – hww – pers. vnw

Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht.


Slide 8 - Tekstslide

Herhaling
Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht.


Op = vz  de = lw  Domtoren = znw  in = vz
Utrecht = znw  heb = zww je = pers. vnw een = lw
prachtig = bnw uitzicht = znw

Slide 9 - Tekstslide

Het woord zich is altijd wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn. De woorden je en ons kunnen daarnaast ook nog bezittelijk voornaamwoord zijn. Zo stel je de woordsoort vast: Vervang het woord me, je of ons door hij, hem, zijn of zich. Als je het woord kunt vervangen...

  • door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord;
  • door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord;
  • door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord (wed. vnw)
Bij wederkerende werkwoorden zie je het onderwerp wederkeren (terugkomen) in een wederkerend voornaamwoord. Het hangt dus van het onderwerp af welk wederkerend voornaamwoord je moet gebruiken. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden wed. vnw
Ik vergis me
Jij vergist je
Hij/zij/ze vergist zich
U vergist zich
Wij/we vergissen ons
Jullie vergissen je
Zij/ze vergissen zich 

Slide 12 - Tekstslide

Verplicht wederkerend voornaamwoord
Als je het wederkerend voornaamwoord niet door iets of iemand kan vervangen dan is het een verplicht wederkerend voornaamwoord. 

Voorbeeld: 
Ik schaam me diep voor het onjuiste antwoord. 
Me kun je niet vervangen, dus is me hier een verplicht wed vnw. 

Slide 13 - Tekstslide

Toevallig wederkerend voornaamwoord
Soms kun je het wederkerend voornaamwoord wel vervangen door iets of iemand. Dan is het een toevallig wederkerend voornaamwoord.
Voorbeeld: 
Hij scheert zich iedere ochtend. 
Hij scheert de hond elke week. 
Zich is hier een toevallig wederkerend voornaamwoord.

De  wederkerende vnw mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf komen alleen voor bij toevallig wederkerende ww

Slide 14 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw)
In het Nederlands kennen we maar één wederkerig voornaamwoord en dat is 'elkaar'. 
Soms zie je ook mekaar (spreektaal) en elkander (ouderwets Nederlands. 

Voorbeelden:
 ‘Sem en Indy groeten elkaar
‘We hebben elkaar gisteren nog gezien.’

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk de volgende zin:

  • Julie en Isra beschuldigen elkaar ervan dat ze zich bij het groepswerk te weinig inzetten.

Slide 16 - Tekstslide

In een wederkerig of een wederkerend voornaamwoord zie je het onderwerp ‘wederkeren’ (terugkomen). In de voorbeeldzin is elkaar een wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw). Het Nederlands heeft er maar één: elkaar. Soms wordt het geschreven als mekaar of elkander.
  • Julie en Isra beschuldigen elkaar ervan dat ze zich bij het groepswerk te weinig inzetten.

Slide 17 - Tekstslide

In de voorbeeldzin is zich een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw). Het komt voor bij wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich voornemen. Welk wederkerend voornaamwoord (vet) je gebruikt, hangt dus af van het onderwerp (onderstreept):
  • Julie en Isra beschuldigen elkaar ervan dat ze zich bij het groepswerk te weinig inzetten.

Slide 18 - Tekstslide

In de voorbeeldzin is zich een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw). Het komt voor bij wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich voornemen. Welk wederkerend voornaamwoord (vet) je gebruikt, hangt dus af van het onderwerp (onderstreept).

Slide 19 - Tekstslide

Welk wederkerend voornaamwoord (vet) je gebruikt, hangt dus af van het onderwerp (onderstreept).

Slide 20 - Tekstslide

De wederkerende voornaamwoorden mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf komen alleen voor bij toevallig wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) en niet bij verplicht wederkerende werkwoorden (zich verslikken, zich vergissen):

  • Meneer Van het Hof scheert zichzelf het liefst met een scheermesje.
  • Ik bemoei *mezelf nooit met de ruzies van anderen. (* betekent ongrammaticaal)

Slide 21 - Tekstslide

Het woord zich is altijd wederkerend voornaamwoord
Me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn. 
Je en ons kunnen bezittelijk voornaamwoord zijn. 

Hoe weet je dan welke het is?
Door de voornaamwoorden te vervangen met:
hij, hem, zijn of zich. Als je het woord kunt vervangen...

  • door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord;
  • door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord;
  • door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld:
  • Kun je (1) je (2) voorstellen dat je (3) zusje de hoofdrol krijgt in de musical van groep 8?

Kan hij (1) zich (2) voorstellen dat zijn (3) zusje de hoofdrol krijgt in de musical van groep 8?
‘Je’ (1) verandert in ‘hij’ en is dus een persoonlijk voornaamwoord.
‘Je’ (2) verandert in ‘zich’ en is dus een wederkerend voornaamwoord.
‘Je’ (3) verandert in ‘zijn’ en is dus een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 23 - Tekstslide

Reminder....

Het Nederlands heeft dus maar één wederkerig voornaamwoord : elkaar. Soms wordt het geschreven als mekaar of elkander.
De rest zijn wederkerende voornaamwoorden.

Slide 24 - Tekstslide

Zelf oefenen
Cursus 5 Grammatica §1 ZD herhaling leerjaar 1
+ § 4 wederkerig en wederkerend voornaamwoord
Wat: Maak opdracht 1 , 2  en 4 van Grammatica §4 p. 213. Klaar? Maak je zinsdelen blad af.
Hoe:  Individueel in je schrift.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met het het wederkerig en wederkerend voornaamwoord.
Klaar?
Lezen in je leesboek
of huiswerk.
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 26 - Tekstslide