Het parlement

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Online lesdag bespreken
  • Nieuws quizzzzz
  • Terugblik vorige les: de regering
  • Start burgerschap: het parlement 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Online lesdag
9.00 - 10.00 Burgerschap
10.15 Rekenen
11.15 LOB opdracht     
hoofdstuk 5 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuws Quizzzzzz
Ga naar kahoot.it

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer?
...even een terugblik!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koning kan stemmen over nieuwe wetten
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Onjuist
De koning heeft geen macht, hij tekent voor een wet. De regering heeft de uiteindelijke stem.
Wie is de minister van financiën
A
Hugo de Jonge
B
Wopke Hoekstra
C
Ank Bijleveld
D
Mark Rutte

Slide 7 - Quizvraag

Wopke Hoekstra

Misschien wist je het nog van vorige week toen je de foto's naar de juiste naam moest slepen?
Zet het juiste ministerie bij de maatregel
sociale zaken en werkgelegenheid
Veiligheid en justitie
Economische zaken
Infrastructuur en Milieu
Buitenlandse zaken

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle ministers en staatssecretarissen vormen samen het kabinet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen vandaag?
Aan het einde van de les weet je...
  • Wat het parlement is
  • Welke taken de eerste en tweede kamer hebben
Aan het einde van de les kun je...
  • uitleggen hoe de eerste en tweede kamer gekozen wordt

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement
De volksvertegenwoordiging in een democratie noemt men een ‘parlement’. In Nederland heet het parlement de Staten-Generaal. De Staten-Generaal bestaat uit twee kamers: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Anders dan de naam misschien doet vermoeden heeft de Tweede Kamer meer rechten dan de Eerste Kamer

Slide 12 - Tekstslide

De volksvertegenwoordiging in een democratie noemt men een ‘parlement’. In Nederland heet het parlement de Staten-Generaal. De Staten-Generaal bestaat uit twee kamers: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Anders dan de naam misschien doet vermoeden heeft de Tweede Kamer meer rechten dan de Eerste Kamer.

Begrippen
Volksvertegenwoordiger: iemand die door de bevolking is gekozen om namens hen politieke beslissingen te nemen.

Eerste kamer: Groep van 75 volksvertegenwoordigers die stemmen over nieuwe wetten.

Tweede kamer: Groep van 150 volksvertegenwoordigers die voorstellen voor wetten doen, stemmen over nieuwe wetten en de regering controleren.

Parlement: de Eerste Kamer en Tweede Kamer samen.


Eerste kamer
  • Worden gekozen door leden van de provinciale staten 
  • 75 eerste kamerleden (senatoren)
  • 1x in de week bijeen. Ze krijgen hier een kostenvergoeding voor.

Slide 13 - Tekstslide

Eerste Kamer – gekozen door de Provinciale Staten
De Eerste Kamer (of de Senaat) wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten, binnen drie maanden na de verkiezingen van de Provinciale Staten. We noemen dit ‘getrapte’ verkiezingen. Deze verkiezingen vinden om de vier jaar plaats. Er zijn 75 Eerste Kamerleden, ook wel senatoren genoemd. De leden van de Eerste Kamer hebben gewoonlijk naast het Kamerlidmaatschap een andere baan. De Eerste Kamer komt één maal per week bijeen, meestal op dinsdag. Voor hun werk in de Eerste Kamer krijgen de leden een vergoeding en een onkostenvergoeding.

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tweede kamer
  • Volksvertegenwoordigers
  • Komen 3x in de week bijeen
  • Fractie: elke partij heeft een eigen partij

Slide 15 - Tekstslide

Tweede Kamer – gekozen volksvertegenwoordigers
De Tweede Kamer telt 150 leden, die rechtstreeks door Nederlandse burgers worden gekozen. Ook deze verkiezingen vinden om de vier jaar plaats, tenzij het kabinet valt en er vervroegde verkiezingen worden uitgeschreven.
  • De Tweede Kamer komt drie maal per week bijeen, op dinsdag, woensdag en donderdag. De leden van de Tweede Kamer hebben aan hun Kamerlidmaatschap een volledige baan. Zij ontvangen daarom een salaris.
  • Het werk van de Kamerleden is zwaar. Ze kunnen niet alles in hun eentje doen. Daarom heeft elke fractie een fractiebureau met medewerkers. Zij ondersteunen het werk van de Kamerleden.
  • Hoe de Tweede Kamer werkt, wordt geregeld in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Kamerleden van één partij vormen samen een fractie. De leider van een fractie wordt fractieleider of fractievoorzitter genoemd. Elke fractie regelt haar eigen werkwijze. Kamerleden van de grotere fracties zijn vaak specialisten op een bepaald beleidsgebied: ze houden zich bijvoorbeeld (bijna) alleen bezig met buitenlands beleid, met onderwijs of met landbouwbeleid. Grote fracties kennen per beleidsterrein aparte fractiecommissies. De specialisten van de fractie op dat terrein bereiden daar partijstandpunten en het optreden van de fractie voor. Kamerleden van kleine partijen kunnen zich natuurlijk veel minder specialiseren: die moeten op meerdere terreinen thuis zijn.



Taken van het parlement
  • Wetten maken
  • Regering controleren
  • Kiezers vertegenwoordigen

Slide 16 - Tekstslide

Taken van het parlement
Het parlement heeft drie belangrijke taken:
  • Het parlement maakt samen met de regering wetten. Hieronder gaan we uitvoerig in op de gang van zaken bij wetgeving.
  • Het parlement controleert de regering namens het Nederlandse volk bij de uitvoering van wetten en bij alle andere activiteiten. 
  • Het parlement vertegenwoordigt de kiezers: parlementsleden moeten contact met de kiezers houden en de ‘volkswil’ in het overheidsbeleid tot uitdrukking brengen. 
Het parlement kan die taken uitoefenen omdat ministers volgens de grondwet verantwoording verschuldigd zijn aan het parlement. Ministers kunnen alleen aanblijven als ze het vertrouwen genieten van de meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer. Als een meerderheid in een van de Kamers het vertrouwen in een minister of in het hele kabinet opzegt, dan moet die minister of het hele kabinet opstappen. 
Rechten van het parlement
  • Budgetrecht
  • Initiatiefrecht
  • Recht van Amendement
  • Onderzoek- en enquêterecht
  • Vragenrecht
  • Recht om moties in te dienen

Slide 17 - Tekstslide

Rechten Eerste en Tweede Kamer
Om zijn controlerende en wetgevende taak goed te kunnen uitoefenen, heeft het parlement bepaalde rechten:
Budgetrecht
De Eerste en Tweede Kamer hebben het recht om de inkomsten en uitgaven van het Rijk te beoordelen en daarna te verwerpen of goed te keuren.
Initiatiefrecht
Tweede Kamerleden mogen zelf wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer heeft dit recht niet.
Recht van amendement
Tweede Kamerleden hebben het recht om wetsvoorstellen aan te passen. De Eerste Kamer heeft dit recht niet.
Onderzoek- en enquêterecht
Het parlement kan, buiten het kabinet om, een parlementair onderzoek instellen naar een bepaalde kwestie. De zwaarste onderzoeksvorm is de parlementaire enquête. De Tweede Kamer verhoort dan getuigen onder ede.
Vragenrecht
Alle Kamerleden mogen een minister of staatssecretaris ter verantwoording roepen en (mondeling of schriftelijk) vragen stellen. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens het wekelijkse vragenuurtje op dinsdagmiddag.
Recht om moties in te dienen
De Kamer mag een motie indienen. Dit betekent een uitspraak doen over een bepaald onderwerp. Het kabinet is niet verplicht een motie uit te voeren. Dit geldt niet voor een motie van wantrouwen. Hiermee zegt de Kamer het vertrouwen in een bewindspersoon (een minister of staatssecretaris) op. Die kan dan niets anders doen dan aftreden.
Vak K (kabinet)
Op deze plek zit de minster president en zijn ministers. Wanneer er vragen door de tweede kamer worden gesteld gaat de betreffende minister bij de microfoon staan en spreekt de kamerleden toe.
Interuptie microfoon
Vanaf deze plek mogen kamerleden vragen stellen aan de betreffende minister of de minister president.
Spreekgestoelte
Dit is de plek waar een kamerlid als woordvoerder namens zijn fractie het standpunt van zijn partij aan het kabinet en de kamer mag uitleggen. Als de woordvoerder zijn standpunt heeft uitgelegd krijgen de minister os staatssecretaris de kans om hierop te reageren. Gedurende het betoog kunnen de andere Kamerleden de spreker onderbreken. Dat doen ze via de interruptiemicrofoon en altijd via de voorzitter
Voorzitter
Op deze plek zit de voorzitter. Deze kan kamerleden of ministers terecht wijzen en zorgt ervoor dat vergaderingen soepel en volgens een agenda verlopen. 

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wetsontwerp naar wet
  1. Wetsvoorstel
  2. Raad van State
  3. Ministerraad
  4. Koning
  5. Tweede kamer
  6. Eindverslag + stemmen
  7. Voorstel naar de eerste kamer
  8. Stemming

Slide 19 - Tekstslide

Als een minister of staatssecretaris een wet wil invoeren, laat hij of zij de ambtenaren een tekst voor die wet maken: 
1. Het wetsvoorstel. Dat wordt, vergezeld van een memorie van toelichting, in de ministerraad besproken. 
2. Daarna gaat het voor advies naar de Raad van State (het hoogste adviesorgaan van de regering). Het wetsvoorstel met advies gaat terug 
3. naar de ministerraad, waarna het 
4. naar de koning wordt gezonden.
Dan wordt het wetsvoorstel met het advies en een briefje van de koning (de koninklijke boodschap) aan 
5. de Tweede Kamer aangeboden. Een commissie bespreekt het wetsvoorstel, maakt daar een verslag van en zendt het terug aan de minister. De minister geeft een schriftelijke reactie op het verslag, de zogeheten memorie van antwoord. Hierna maakt de commissie een eindverslag, waarna het wetsvoorstel in de Tweede Kamer wordt behandeld en erover wordt gestemd.
Als het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangenomen, gaat het naar de Eerste Kamer. Daar wordt het weer in een commissie besproken, er wordt een verslag gemaakt, daarop komt weer een memorie van antwoord, waarna het eindverslag naar de Eerste Kamer gaat voor bespreking en stemming. Als het wetsvoorstel ook daar wordt aangenomen, gaat het naar de koning, die het ondertekent. Ook de betrokken minister zet zijn handtekening, het zogeheten contraseign. Daarna gaat het naar de minister van Justitie, die de wet in het Staatsblad laat afkondigen. Pas dan is het wetsvoorstel een wet.
Opdracht
Ga naar studiemeter
Maak de oefeningen van les 3 Het parlement

Let op!
Pas als je een voldoende hebt is de les afgerond.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies