BBL 5.4 t/m 5.6 9 juni 2022

Welkom bij Rekenen
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Digitaal/op afstand

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelregels 
Spelregels 
Telefoons zitten in je tas en staan op stil
Er mag NIET gegeten worden in het lokaal
We hebben respect voor en geduld met elkaar
Zorg dat je op tijd bent voor de les. Is de deur van het lokaal dicht...... dan mag je er niet meer in
Zorg dat je altijd je boeken/laptop bij je hebt
Er mag alleen water gedronken worden in de les
Zorg dat je altijd pen, papier en je rekenmachine bij je hebt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5  
Verhoudingen
5.1 Verhoudingen
5.2 Rekenen met verhoudingen
5.3 Verhoudingstabellen
5.4 Vergelijken met verhoudingstabellen
5.5 Verhoudingentaal
5.6 gemengde opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
- Ik kan vergelijken m.b.v.  een verhoudingstabel
- Ik kan verhoudingstaal omzetten naar rekentaal
- Ik kan rekenen met verhoudingstabellen


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Whiteboard

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijs berekenen
Je ziet vaak aanbiedingen zoals 40 kiwi's voor € 8,80.
Met een verhoudingstabel kun je de prijs van elk ander aantal kiwi's uitrekenen.


Opgave
40 kiwi's kosten € 8,80. 
Hoeveel kosten 15 kiwi's?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijs berekenen 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijzen vergelijken met verhoudingstabellen
  1. Wat weet je al? Zet dit in de verhoudingstabellen
  2. Zorg dat je dezelfde hoeveelheid kan vergelijken.
  3.  Kijk welke het product het voordeligst is.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 appels kosten €2,90. Hoeveel kosten 2 appels? Teken op papier een verhoudingstabel.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

140 kinderen eten samen 15 kilo chips. Hoeveel kilo chips eten 30 kinderen? Rond af op 1 decimaal
A
3.2 kg
B
3 kg
C
3.1 kg
D
3.3 kg

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Bij de AH kost 1.5 Liter sap € 1.85
  • Bij de Jumbo kost 2.5 Liter € 2.95
  • Wat is goedkoper?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de AH kost 1.5 Liter sap € 1.85
Bij de Jumbo kost 2.5 Liter € 2.95
Wat is goedkoper? + uitleg!

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar:
maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/1979347 

- Zorg er voor dat je een screenshot maakt van je resultaat. Deze kun je bij de volgende dia inleveren. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul hier een screenshot in van je resultaat

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is het goedkoopst?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke mandarijnen zijn het goedkoopst?

A
Super A : €0,40 voor 1 mandarijn
B
Super B: €0,25 voor 1 mandarijn
C
Super A: €0,30 voor 1 mandarijn
D
Super B: €0,45 voor 1 mandarijn

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zak haardhout weegt ongeveer 30 kg.
Een kuub (m3) haardhout weegt ongeveer 400kg.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

We gaan verhoudingstaal leren begrijpen!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingstaal

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verhouding gele verf : blauwe verf?

Slide 30 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verhouding gele verf : totale hoeveelheid verf?

Slide 31 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil 40 liter groene verf maken. Wat is de verhouding Gele verf : Blauwe verf?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je verhoudingen opschrijven?
Van de 4 leerlingen draagt 1 leerling geen bril.
1 staat tot 4
1 op 4
1 :4

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent ... op de ....
Bij deze aanbieding krijg je 1 op de 2 gratis

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingstaal

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Eén op de drie is gratis."
Bij welke reclamezin past dit?
A
3 halen, 2 betalen
B
2 halen, 1 betalen
C
4 halen, 3 betalen
D
3 halen, 3 betalen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent "per"
Mijn vriend en ik moeten in het zwembad 5 euro per persoon betalen. 
Wat betekent dit? 
Jullie moeten allebei 5 euro betalen. 
En hoeveel betaal je dus samen? 
10 euro

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De klas met 20 leerlingen gaan op kamp.
Ze mogen per persoon 5 euro meenemen.
Hoeveel geld hebben ze samen bij zich?
A
€ 20,00
B
€ 50,00
C
€ 100,00
D
€ 1000,00

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je maakte 30 opgaven.
Hoeveel oefeningen heb je fout gemaakt
als één op de 10 fout was?
1 op de 10....
Van elke 10 sommen had je er 1 fout.
Je maakte 30 sommen (3 x 10)  dus je maakte 3 fouten.
A
10
B
3
C
1
D
0

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap voor stap
1. Wat staat er nu echt?
2. Zet in een verhoudingstabel
3 In welke tafel zitten de getallen?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
B
A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
C
A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
D
A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Slide 44 - Quizvraag

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.
Reken uit met een verhoudingstabel:

Een oude auto gebruikt 60 liter diesel om 600 kilometer af te leggen. Hoeveel kilometer rijdt deze auto met 1 liter diesel?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10

Slide 46 - Quizvraag

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.
6.2 Rekenen via 1

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

"Huiswerk"
  1. Maak 5.4 t/m 5.6 en de oefentoets


  2. Schrijf de vragen op die je heb over de stof


  3. Kijk voor de komende les de animaties van 7.1 t/m 7.3


    Veel succes!


Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

--                                  
vragen?
Vragen?

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Link

Deze slide heeft geen instructies