Exercice 4 – Mise en route ~ vocabulaire
1 We stoppen 10 minuutjes om een broodje te eten.
2 Op de snelweg kun je 130 kilometer per uur rijden.
3 Zijn er geen controles bij de grens tussen Frankrijk en Belgie?
4 Om de A7 te nemen, moet je betalen. Het is een tolweg. (moet men)
5 Het vertrek van de reis is om 9.00 uur en de aankomst is om 18.00 uur.
6 We kunnen niet doorrijden, want er zijn werkzaamheden.
7 Mama, stop! Stop de auto! Ik ben misselijk!
8 U kunt de auto in de parkeergarage parkeren.
Les deux mots qui restent : vanwege = à cause de; het bord = le panneau