§5.5 Lenen en betalen

Je leent 3 jaar lang 8000,-. De maandtermijn is 255,-. Bereken de kredietkosten.
1 / 22
volgende
Slide 1: Open vraag

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Je leent 3 jaar lang 8000,-. De maandtermijn is 255,-. Bereken de kredietkosten.

Slide 1 - Open vraag

§5.5 Lenen en betalen
Na deze les kun je:
-Financiering                                 -Consumptief krediet
-Lenen                                               -Rekentrainer
-Aflossen
-Termijn
-Persoonlijke lening
-Koop op afbetaling

Slide 2 - Tekstslide

Financiering
= De manier waarop geld beschikbaar komt voor een aankoop.

Financieren =
  • ergens geld vandaan halen
  • ervoor zorgen dat je het benodigde geld hebt

Slide 3 - Tekstslide

Lenen 

Slide 4 - Tekstslide

Geld lenen is...
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is.

Slide 5 - Tekstslide

Geld lenen kost geld
Als je geld leent dan moet je het terugbetalen, dat noemen we AFLOSSEN.
Maar je moet ook een extra bedrag betalen omdat je zolang het geld van een ander mocht gebruiken. Dat is RENTE.

Elke maand betaal je rente en aflossing.
Dit heet samen: maandtermijn.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke lening
  • Vast bedrag
  • Terugbetalen in vaste gelijke termijnen

Slide 7 - Tekstslide

3 soorten leningen
-Persoonlijke lening
-Kopen op afbetaling
-Consumptief krediet. 

Slide 8 - Tekstslide

Consumptief krediet
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen dan spreek je van een consumptief krediet.


Slide 9 - Tekstslide

Kopen op afbetaling
  • Winkels en Webshops
  • Aankoop in termijnen afbetalen
  • "Achteraf" betalen
  • Hoge kredietkosten

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijke lening
 Een bepaald bedrag lenen en dit in afgesproken termijnen terug betalen

Slide 11 - Tekstslide

Terugblik maandtermijnen
  • Een maandtermijn bestaat uit....
  • Aflossing + rente

Slide 12 - Tekstslide

Maandtermijn
Bestaat uit:
  • Aflossen = terugbetalen geleend geld
  • Rente = vergoeding aan de bank voor het geld dat je leent
  • Formule: Rente = aantal maandtermijnen x  maandtermijn - lening

Slide 13 - Tekstslide

Maandtermijn is:
A
Elk maand mag je lenen
B
Vaste inkomsten
C
Vaste bedrag dat je leent
D
Vast bedrag per termijn die je betaald

Slide 14 - Quizvraag

Je leent € 4.000 met een looptijd van drie jaar en je betaalt in maandtermijnen van € 130,-
Wat betaal je aan kredietkosten?

Slide 15 - Open vraag

Wat is aflossen?
A
Een manier om te kunnen werken
B
Je kunt er een huis mee huren
C
Bewaren van een deel van je inkomsten
D
Terugbetalen van geleend geld

Slide 16 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 17 - Quizvraag


Leen je wel eens geld van iemand?
A
Ik heb nog nooit geld geleend.
B
Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
C
Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het nadeel van lenen?
A
je moet rente betalen
B
je moet alles terug betalen
C
je hebt een schuld
D
je moet accijns betalen

Slide 19 - Quizvraag



Sparen duurt te lang. Je kunt beter lenen en afbetalen. Dan kun je meteen kopen wat je wilt hebben.
A
eens
B
oneens

Slide 20 - Quizvraag

Rian heeft meer uitgegeven dan ze dacht. Ze staat rood op haar betaalrekening. Volgende week komt haar loon weer binnen. Welk leenmotief hoort hierbij?
A
Tijdelijk geldtekort
B
onverwacht dringend geld nodig
C
voor een hypothecaire lening
D
dure aankoop financieren

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video