Les 11 - H3 3.3 Hoe bereken je de kostprijs & 4.1 Hoe bereken je de winst?

Welkom
Bedrijfseconomie Les 11
22-3-2021
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Bedrijfseconomie Les 11
22-3-2021

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Planning resterende weken
  • Lesdoel
  • Theorie 3.3: Hoe bereken je de kostprijs
  • Theorie 4.1: Hoe bereken je de winst
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Planning resterende weken
  • Maandag 22-3: §3.3 en §4.1
  • Dinsdag 23-3: §4.2 en §4.3
  • Maandag 29-3: §4.4 en §5.1
  • Dinsdag 30-3: Lesuitval
  • Maandag 5-4: Lesuitval
  • Dinsdag 6-4: Herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel

Slide 4 - Tekstslide

§3.3 Hoe bereken je de kostprijs
  • Formule is:  𝐶/𝑁 + 𝑉/𝑊
  • Waarbij: 
  • C = Constante kosten
  • N = Normale productie
  • V = Variabele kosten
  • W = Werkelijke productie 

Slide 5 - Tekstslide

Constante kosten: € 250.000
Normale productie: 500.000 kg.
Variabele kosten: € 500.000
Werkelijke productie: 500.000 kg.
Bereken de kostprijs. (denk aan de formule: 𝐶/𝑁 + 𝑉/𝑊)

Slide 6 - Open vraag

§3.3 vraag 1) Waarom is het van belang voor een ondernemer om zijn exacte kostprijs te weten?
A
Om de administratie op orde te hebben
B
Om een goede kostprijs te kunnen vaststellen
C
Om een goede verkoopprijs te kunnen vaststellen
D
Om te berekenen wat je constante kosten zijn.

Slide 7 - Quizvraag

§3.3 Vraag 3a: Van een onderneming zijn de volgende gegevens bekend:
Constante kosten: €800.000
Variabele kosten: €1.000.000
Normale productie: 40.000 stuks
Werkelijke productie: 50.000

Bereken de variabele kosten per stuk en de constante kosten per stuk

Slide 8 - Open vraag

§4.1 Hoe bereken je winst?
  • Eigenlijk moet de paragraaf zijn: Hoe bereken je een resultaat. 
  • Winst kan namelijk ook verlies zijn! 

Slide 9 - Tekstslide

In formulevorm:
  • Winst = opbrengst – kosten
  • Winstbegrippen:
  • Brutowinst (brutoresultaat) = omzet – inkoopwaarde (of kostprijs)
  • Nettowinst (nettoresultaat) = brutowinst – de (overige) bedrijfskosten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

§4.1 vraag 5: Jaap verkoopt poffertjes vanuit een camper die hij neerzet op braderieën. Hij verkocht het eerste jaar 5.000 porties. De inkoopprijs van een portie was €0.85 per stuk. De verkoopprijs €3. De bedrijfskosten waren €4.000 per jaar. Bereken het brutoresultaat en nettoresultaat

Slide 12 - Open vraag

§4.1 vraag 7a:Het hoekje verkoopt verse sojamelk aan eco-supermarkten. Een liter sojamelk wordt verkocht voor €0.82. Het afgelopen jaar zette het hoekje 300.000 liter af. De inkoopwaarde is 30% van de omzet. Bereken de brutowinst

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag!
§3.3: 1,2,3,4,5 & 7
§4.1: 1,2,3,4,5,6 & 7

Slide 14 - Tekstslide