Quiz Klinisch redeneren

Quiz Klinisch redeneren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Klinisch redeneren 1.4HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Quiz Klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak komt depressief gedrag voor bij mensen met dementie?
A
Bij 20 tot 30% van de mensen met dementie
B
Bij 30 tot 40% van de mensen met dementie
C
Bij 40 tot 50% van de mensen met dementie
D
Bij 50 tot 60% van de mensen met dementie

Slide 2 - Quizvraag

Bij mensen met dementie komt depressief gedrag en somberheid regelmatig voor. Toch worden deze signalen vaak niet herkend. Zo’n 40 tot 50 procent van de mensen met dementie vertoont wel eens depressief gedrag (bron: Verenso 2018).
Welk signaal kan duiden op dementie?
A
Tijdelijk de namen van je (klein)kinderen vergeten
B
Vergeten van afspraken
C
Er onverzorgd uitzien
D
Voortdurend zoeken naar spullen (vroeger niet)

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer je iets tijdelijk, of éénmalig vergeet, heeft dat vaak betrekking op ouderdom. Wanneer je iets structureel vergeet, kan dat duiden op dementie.
Welk antwoord over de diagnostisering en behandeling van RA is correct?
A
De diagnose van RA wordt meestal gesteld met alleen röntgenfoto's van de aangetaste gewrichten
B
Methotrexaat werkt door het onderdrukken van het immuunsysteem om ontstekingen te verminderen
C
RA treft uitsluitend oudere volwassenen en komt bijna nooit voor bij jongere mensen.
D
Het nemen van een bloedtest om reumafactor (RF) te meten is de enige manier om RA te diagnosticeren.

Slide 4 - Quizvraag

Uitleg:
A. Onjuist - De diagnose van RA wordt gesteld op basis van een combinatie van klinische symptomen, laboratoriumtests en beeldvorming, niet alleen röntgenfoto's.
B. Correct - Methotrexaat is een veelgebruikt medicijn voor RA en werkt door het onderdrukken van het immuunsysteem om ontstekingen te verminderen.
 C. Onjuist - RA kan mensen van alle leeftijden treffen, inclusief jongeren.
 D. Onjuist - De diagnose van RA wordt niet alleen gesteld met een bloedtest voor reumafactor (RF); er zijn meerdere criteria, waaronder andere bloedtesten en klinische evaluaties.

Welke van de volgende symptomen is het meest kenmerkend voor reumatoïde artritis?
A
Pijn en zwelling in één enkel gewricht, zoals de knie, zonder verdere klachten
B
Asymmetrische gewrichtspijn die meestal de grote gewrichten, zoals de heupen en schouders, aantast
C
Symmetrische gewrichtspijn en -zwelling, vooral in de kleine gewrichten van handen en voeten, vaak gepaard met ochtendstijfheid
D
Plotselinge en hevige pijnaanvallen in de grote teen, zonder zwelling in andere gewrichten.

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg:
A. Onjuist - RA kenmerkt zich meestal door het aantasten van meerdere gewrichten. B. Onjuist - RA presenteert zich meestal symmetrisch en treft vaak de kleine gewrichten.
C. Correct - Symmetrische gewrichtspijn en -zwelling, vooral in de handen en voeten, en ochtendstijfheid zijn kenmerkend voor RA.
D. Onjuist - Dit beschrijft een typische aanval van jicht, niet RA.

Welke onderstaande stelling is juist?
A
Alzheimer is geen dementie
B
Dementie is een verzamelnaam
C
Muizen kunnen ook Alzheimer krijgen
D
De ziekte van Alzheimer is niet erfelijk

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende bloedtesten is vaak verhoogd bij patiënten met reumatoïde artritis en wordt gebruikt om de diagnose te ondersteunen?
A
Erytrocyten bezinkingssnelheid (BSE) en C-reactief proteïne (CRP)
B
Serum glucose en serum creatinine
C
Troponine en creatinekinase (CK)
D
Alanine-aminotransferase (ALT) en aspartaat-aminotransferase (AST)

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg:
A. Correct - BSE en CRP zijn ontstekingsmarkers die vaak verhoogd zijn bij RA en helpen bij de diagnose.
B. Onjuist - Serum glucose en serum creatinine zijn niet specifiek voor RA.
C. Onjuist - Troponine en CK zijn markers voor hartschade en niet specifiek voor RA.
D. Onjuist - ALT en AST zijn leverenzymen en niet specifiek voor RA.

Wat is de beste behandeling bij RA?
A
Fysiotherpaie
B
Chirurgie
C
Medicatie
D
Fysiotherapie en medicatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een veelvoorkomend gevolg van het verlies van elasticiteit in de longen bij Copd-patiënten?
A
verhoogde zuurstof opname
B
hyperinflatie van de longen
C
verminderde productie van surfactant
D
vermindering van de alveolaire- capillaire membraandikte

Slide 9 - Quizvraag

Goede antwoord is hyperinflatie van de longen. Door de verminderde elasticiteit in de longblaasjes wordt de ingeademde lucht moeilijker uitgeademd. Daardoor ontstaat er hyperinflatie waarbij de longen meer lucht bevatten dan dat ze normaal doen.
verhoogde zuurstof opname niet omdat er bij verminderde elasticiteit minder oppervlakte is waar de gasuitwisseling kan plaats vinden. Een verhoogde zuurstof opname kan daardoor niet. (redenatie goed?)
verminderde productie van surfactant zorgt voor dat de alveoli niet kunnen inklappen. dat is geen gevolg van minder elasticiteit. (redenatie goed?)
vermindering van de alveolaire - capillaire membraandikte is het ook niet, er is geen reden waardoor door verminderde elasticiteit de dikte van het membraan afneemt. (redenatie goed?)

Welk type medicatie wordt vaak voorgeschreven tegen bronchospasmen zoals bij COPD?
A
Terbutaline
B
Lorazepam
C
Vasopressine
D
Adrenaline

Slide 10 - Quizvraag

terbutaline = een broncodilator
lorazepam = een angstverminderaar
vasopressine = een hormoon dat oa bloeddrukregulatie aanstuurt, beter bekent als ADH
adrenaline = hartslag verhoger, ademfrequentie verhoger, bloeddruk verhoger.

wat is de meest voorkomende oorzaak van COPD?
A
roken
B
roken
C
roken
D
roken

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er ontstoken bij RA?
A
Het synoviaal vocht in de gewrichten
B
Het kraakbeen in de gewrichten
C
Het Synoviummembraan in de gewrichten

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies