In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Weerstand
Slide 1 - Tekstslide
Voor een serie schakeling geldt:
A
Itot=I1=I2=....
B
Itot=I1+I2+...
C
Utot=U1+U2+....
D
Utot=U1=U2=...
Slide 2 - Quizvraag
De grootheid en eenheid van stroomsterkte is:
A
I in Ampere
B
I in Volt
C
U in Ampere
D
U in Volt
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de eenheid van de weerstand?
A
Volt
B
Ohm
C
Ampère
D
Watt
Slide 4 - Quizvraag
serie & parallel
Vragen:
Serie Parallel Aantal stroomkringen? effect 1 lamp losdraaien?
Slide 5 - Tekstslide
serie & parallel
Vragen:
Serie Parallel
Stroom constant? Welke vindt je in huis?
Slide 6 - Tekstslide
serie & parallel
Vragen:
Serie Parallel Aantal stroomkringen? 1 meer dan effect 1 lamp losdraaien? alles uit rest blijft aan
Slide 7 - Tekstslide
serie & parallel
Vragen:
Serie Parallel
Stroomsterkte constant? Ja Nee Welke vindt je in huis? X
Slide 8 - Tekstslide
Hoe schakel je een ampèremeter?
A
Serie
B
parallel
Slide 9 - Quizvraag
De spanningsmeter sluit je
A
in serie aan
B
parallel aan
Slide 10 - Quizvraag
weerstand
Slide 11 - Tekstslide
Waar hangt de grootte van de weerstand vanaf?
diameter van de draad
lengte van de draad
het materiaal van de draad.
Slide 12 - Tekstslide
Waarom wordt de weerstand groter als de draad warm wordt?
De metaalatomen gaan harder trillen en de elektronen kunnen dus moeilijker door de draad bewegen.
Slide 13 - Tekstslide
Vervangingsweerstand berekenen.
Slide 14 - Tekstslide
Welke regels gelden voor een serieschakeling?
Itot = .....
Utot = ....
Rtot = ....
Slide 15 - Tekstslide
Welke regels gelden voor een parallelschakeling?
Utot = .......
Itot =......
Rtot = .....
Slide 16 - Tekstslide
schuif en draaiweerstand
Schuif je B naar rechts wordt de draad langer en de weerstand groter.
Onderste plaatje zelfde. Je tekend een regelbare weerstand met een pijl erdoor.
Slide 17 - Tekstslide
Een constantaandraad van 20cm is aangesloten op een batterij. Er loopt een stroom van 0,33A. Bereken de stroomsterkte als je de draad vervangt door een constantaandraad van 1,20m lang.
De 6x zo lange draad zal 6 keer zoveel weerstand hebben. Aangsloten op dezelfde spanningsbron wordt de stroomsterkte 6x zo klein.
61⋅0,33A=0,055A→5,5⋅10−2A
Slide 18 - Tekstslide
Een elektricien kan per ongeluk een draad aanraken waar 230V opstaat. De stroomsterkte door zijn lichaam mag dan maximaal 0,010A zijn. Zonder speciale schoenen heeft zijn lichaam een weerstand van 5,2kΩ. Werkt de electricien dan veilig?
Gegeven
Gevraagd
Uitwerking
Slide 19 - Tekstslide
Op een autolamp staat 12V en 40W
Bereken de weerstand van de lamp.
Gegeven
Gevraagd
Uitwerking
Slide 20 - Tekstslide
Totale weerstand/ vervangingsweerstand serieschakeling
I=RtU
Slide 21 - Tekstslide
Vervangingsweerstand parallelschakeling
Slide 22 - Tekstslide
Bereken:
a. totale weerstand Rt
b. Totale spanning Ut
Gebruik de 3 stappen bij de berekeningen
Bereken eerst de totale weerstand R1,2 van R1 en R2 samen (serie)
Bereken dan de totale weerstand R3,4 van R3 en R4 samen (serie)
Bereken daarna met R1,2 en R3,4 de totale weerstand Rt van de hele schakeling (parallel)
Slide 23 - Tekstslide
Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
Slide 24 - Tekstslide
Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
Slide 25 - Tekstslide
Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
Slide 26 - Tekstslide
Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
Slide 27 - Tekstslide
Bereken de totale stroomsterkte in het schema hiernaast.
Slide 28 - Tekstslide
a) Leid uit de grafiek zonder te rekenen af welke van de weerstanden R1 en R2 de grootste weerstand heeft.
R = U / I Als je de twee vergelijkt en je neemt dezelfde stroomsterkte I, dan zie je dat bij R1 de grootste spanning hoort, dus die heeft ook de grootste weerstand.
Anders geredeneerd: bij dezelfde spanning laat R2 de meeste stroom door, dus die heeft de kleinste weerstand.
Slide 29 - Tekstslide
Bepaal de waarde van R2.
We nemen een punt van de grafiek.
(U,I) = (10 V, 35 mA)
R=IU=0,03510=286Ω
Slide 30 - Tekstslide
In deze schakeling is R1 = 12 Ω, R2 = 18 Ω en I1 = 0,4 A.
Bereken de spanning en stroomsterkte van de bron.
Slide 31 - Tekstslide
In de koplamp zitten drie parallel geschakelde lampjes (LEDjes) die ieder op een spanning van 4,5 V branden. Deze spanning wordt geleverd door een spanningsbron bestaande uit drie batterijen die ieder een spanning leveren van 1,5 V
Teken in de figuur de verbindingsdraden tussen de batterijen.
Slide 32 - Tekstslide
In de koplamp zitten drie parallel geschakelde lampjes (LEDjes) die ieder op een spanning van 4,5 V branden. Deze spanning wordt geleverd door een spanningsbron bestaande uit drie batterijen die ieder een spanning leveren van 1,5 V
Teken in de figuur hoe de drie lampjes op de punten P en M van de spanningsbron zijn
aangesloten.
Slide 33 - Tekstslide
In de koplamp zitten drie parallel geschakelde lampjes (LEDjes) die ieder op een spanning van 4,5 V branden.
Als de drie lampjes branden, levert de spanningsbron een stroom van 0,028A. Bereken in dat geval de stroomsterkte door elk lampje.
I =0,028A
I in elk lampje
Het is een parallel schakeling dus Ibron = I1 + I2 + I3
0,028/3 = 9.3A
Slide 34 - Tekstslide
In de koplamp zitten drie parallel geschakelde lampjes (LEDjes) die ieder op een spanning van 4,5 V branden.
Een van de lampjes gaat kapot.
Leg uit of de stroom, die de spanningsbron dan levert, kleiner of groter wordt of gelijk
blijft.
Slide 35 - Tekstslide
Op een gloeilampje staat geschreven “6,0 V / 33 Ω”. Als er een grotere spanning op komt te staan gaat het lampje stuk. Om het lampje te laten branden op een batterij van 9,0 V wordt het lampje aangesloten in serie met een weerstand R. Door deze weerstand wordt de spanning van het lampje verlaagd omdat spanning in een serieschakeling wordt verdeeld.
Bereken hoe groot de weerstand R moet zijn om ervoor te zorgen dat de spanning over het lampje 6,0 V is.
Slide 36 - Tekstslide
Drie weerstanden worden in serie aangesloten op een spanningsbron van 12 V. Voor de weerstanden geldt
R1 = 100Ω, R2 = 200Ω en R = 300Ω.
Teken een schema van deze schakeling
Slide 37 - Tekstslide
Bereken de stroomsterkte.
Slide 38 - Tekstslide
Bereken de spanning over elk van de drie weerstanden. V
Slide 39 - Tekstslide
Drie weerstanden van 60, 80 en 120 Ω staan parallel aan elkaar aangesloten op een spanningsbron van 24 V. Teken een schema van de schakeling.